It(em) es vurwerde dat de(n) vors(creven) brieff ond(er) scepen(en) va(n) loven(en) / des vors(creven) ja(n)nes leefdach langc due(re)nde sal blive(n) liggende / tot des(er) meyni(n)gen dat de selve lonijs hem mette(n) selve(n) /beleide brieve sal doen leide(n) totte(n) goede(n) des vors(creven) ja(n)nes / alst hem gelieft o(m)me mette(n) selve(n) beleide te volbri(n)gen / des vors(creven) ja(n)nes uut(er)ste(n) wille [en(de) te betale(n) de wettige scoude(n) des selfs ja(n)nesse] den welke(n) hij geloeft de(n) / vors(creven) ja(n)nesse also v(er)re alse de goede die nae hem blive(n) / sulle(n) strecke(n) moegen en(de) te vervulle(n) En(de) so wes ov(er) de / vors(creven) meki(n)ge en(de) wettige scoude(n) blijft en(de) ov(er)compt dat / sal de(n) vors(creven) lonijse en(de) sine(n) beleide volgen Behoudelic oft / de(n) selve(n) ja(n)nesse niet w in sinen leven(de) lijve de(n) vors(creven) scoutbrieff / en(de) beleit brieff gelieft in sine(n) hande(n) te hebbe(n) oft te nyeute / gedaen dat hij dat sal moge(n) doen talle(n) tijde(n) alst hem gelieft / niet wed(er)staen(de) de condicie(n) vors(creven) cor(am) eisd(em) /