It(em) (crist)iaen meys in p(rese)nc(ia) heeft uutgegeve(n) en(de) bekint dat hij / uutgegeve(n) heeft beatrijse vissenaex en(de) janne hue(re)n zoene / p(ri)[(us)] ema(n)c(ipato) de goede h(ier)nae bescr(even) te weten inde(n) iersten iii / dachmalen lants geleghe(n) inde(n) herstwinckel inde prochie / van libbeke It(em) noch i(½) i(½) dachmale lants geleghe(n) inde / selve prochie int broecke(re)nvelt Te houde(n) te hebben en(de) / te wynnen van halff merthe lestleden eene(n) t(er)mijn van / drie ja(re)n langc due(re)nde Elcx jaers voe(r) en(de) o(m)me xxxi / molevate(n) rox d(er) mate(n) van loeven(en) met wanne en(de) met / ved(ere)n wel bereyt alle jae(re) s(en)[te] andriesmisse apostels te / betale(n) en(de) te loeven(en) te leve(re)n den voirscr(even) (christ)iane / den voirscr(even) t(er)mijn due(re)nde en(de) telken t(er)mijne als v(er)volghde / schout It(em) sulle(n) de voirscr(even) vrouwe en(de) huer zoene de / voirscr(even) goide de(n) voirscr(even) t(er)mijn due(re)nde wael en(de) loflic / wynne(n) werve(n) en(de) ov(er)mesten gelijc reengenote(n) bove(n) en(de) / benede(n) It(em) is noch voirw(er)de dat de voirscr(even) wynne(n) alle(n) / den chijs uute(n) voirscr(even) goede(n) gaende uutgenome(n) vi / molevate(n) rox ten gewoenlijke(n) tijde(n) te gelde(n) en(de) betale(n) sulle(n) / sond(er) afslach vande(n) voirscr(even) xxxi molevate(n) rox alsoe / dat de voirscr(even) (christ)iaen noch de voirs(creven) sijn goede / d(aer) bij niet geschedicht en zulle(n) wordde(n) It(em) is voirw(er)de / dat de voirs(creven) wynne(n) te(n) afscheide(n) van hue(re)n voirs(creven) t(er)mijne de / voirs(creven) goede late(n) zulle(n) te wete(n) de voirs(creven) iii dachmalen / met rogghe besaeyt en(de) dand(er) i(½) dach(mael) brake cor(am) ov(er)wynghe / hazenberghe augusti quarta /