It(em) jan mychiels vors(creven) heeft geloeft ja(n)ne vand(er) laken sone/ wijle(n) jans en(de) sijn goede aen eene(n) iegelike(n) scadeloes ende/ costeloes te houden en(de) tontheffe(n) alse van ii rijd(er)s lijfp(ensien) die/ peet(er) potent becke(r) met ii brieven tot zeke(re)n live gecocht/ en(de) gecrege(n) heeft voe(r) welke ii rijd(er)s lijfp(ensien) de vors(creven) jan vand(er)/ laken jan wijle(n) vand(er) lake(n) sijn vader jan truydens goert/ luyx en(de) meer ande(r) p(er)soene(n) hen voe(r) scep(enen) van loeven(e) v(er)ob/ ligeert en(de) verbonde(n) hebbe(n) met gad(er)s alle coste(n) en(de) lasten/ die de selve jan uut ocs(uyne) d(er) selv(er) liden mochte in enigen toe/ comen(de) tijden en(de) den pacht vanden selve(n) ii rijd(er)s van nu/ / voertaen sond(er) last des vors(creven) jans vand(er) laken te gelden en(de) te/ betalen alsoe dat de selve jan vand(er) laken en(de) sijn goede/ d(aer)af tot ewigen dagen geheelic en(de) al ontlast en(de) onthave(n)/ sijn sulle(n) en(de) bliven niet wed(er)staen(de) dien nochta(n) dat de vors(creven)/ wijlen jan oft jan vand(er) laken sijn sone den selve(n) ja(n)ne/ mychiels inden scep(enen) brieven vand(er) selv(er) lijfp(ensien) gemaect sijnde/ geloeft mochte(n) hebben scadeloes te houden en(de) tontheffe(n)/ cor(am) eisd(em)