It(em) al eest soe dat dat vors(creven) p(er)soene(n) den vors(creven) peet(ere)n ballinx de/ vors(creven) goede geware(n)deert hebben opden co(m)m(er) inden vors(creven) contulit/ begrepen alse voe(r) allet recht d(aer) voe(r) uutgaende En(de) nochta(n)
//
de selve goede dae(re)n bove(n) belast sijn mette(n) vors(creven) ii rid(er)s lijfp(ensien)/ ten live d(er) weduwe(n) des vors(creven) wile(n) lodewijx de rijke gelijc/ vors(creven) steet Soe heeft nochta(n) de selve peet(er) oppenbarlic/ geloeft en(de) toegeseedt voir hem sine(n) erve(n) en(de) naec(omelingen) den vors(creven)/p(er)soene(n) ja(n)ne de gheyse(re) mette(n) vors(creven) sine(n) medeplicht(ere)n hen uut/ ocsuyne der selv(er) lijfpe(n)s(ien) mett(er) vors(creven) gelufte(n) va(n) genoech doene/ en(de) wara(n)deerscape niet te prame(n) noch met rechte te becli(m)me(n)/ het en wa(r)e dat de vors(creven) sijn goede mids gebreke va(n) betali(n)ge(n)/ der selv(er) lijfpens(ien) gepraemdt worden sond(er) argelist eisd(em)