It(em) de selve henric van bloemendale heeft geloeft lodewijke/ pynnoc vors(creven) en(de) ten heiligen gesworen als vore dat hij/ binne(n) eenre maent naestcomen(de) vore scepen(en) van loven(e) bringe(n)/ sall wille(m)me stijnen die tot sine(n) goeden [en(de) totte(n) goede(n) gielijs sijns brued(er)s] nae d(er) stat recht/ van loven(e) beleit is en(de) ald(air) tselve beleit doen quiteren tot/ eenen bloke lants dwelc de vors(creven) lod(ewijk) pynnoc tege(n) den vors(creven)/ ii gebrued(ere)n v(er)crege(n) heeft gelege(n) bij velpen neve(n) dmoyeken/ en(de) de goede arnts beelen Geloven(de) voerts de selve he(n)ric/ van bloeme(n)dale den vorg(enoemde) lod(ewijke) pynnoc en(de) zweren(de) als/ vore dat hij tusschen dit en(de) half merte naestcomen(de) voir/ hof en(de) hee(re) d(air) afmen tvors(creven) bloc lants [af] houden(de) is bringen/ sal en(de) doen comen lijsbetthen van bloeme(n)dale docht(er) des/ vors(creven) giel(ijs) en(de) ald(air) in behoerlik(er) manie(re)n v(er)tien en(de) afgaen/ van allen hue(re)n rechte actie(n) p(ro)p(ri)eteit en(de) int(er)est als sij heeft/ oft hebben mach int tselve bloc lants en(de) d(air) inne goed(en)/ en(de) erve(n) lod(ewijke) pynnoc vors(creven) en(de) d(air) toe soe vele te doene/ dat hem vast en(de) zeker sijn moege Gelovende voerts/de vors(creven) henric van bloeme(n)dale den vors(creven) lod(ewijke) pynnoc en(de)/sweren(de) als vore dat hij egene sijn goede oft enige van/sinen nocht egene van hen geenssins belasten v(er)coepen/v(er)obligeren vertiere(n) nocht ontvreemden en sal in enig(er) manie(re)n/ H(ier) af sijn borgen des vors(creven) henrix als principael sculde(re)n indi(vi)s(im)/ jan mafroet en(de) jannes vanden hove meye(r) te halen renu(n)cie(re)nde/ als vore Et p(ri)m[(us)] voert heeft geloeft de vors(creven) jan mafroet/ den vors(creven) jannesse vanden hove scad(eloes) tontheffen cor(am) eisd(em)