It(em) jan van wesenbeke schouth(eit) te zanthoven henrick block wonen(de)/ te zanthove(n) en(de) boud(ewijn) zoete hebben ghelooft ind(ivisim) henricke vanden/ borchove(n) als ond(er)meye(r) te loven(e) en(de) den rintmeest(ere)n vand(er) stad vii(½)/ peet(er)s te xviii st(uvers) bynne(n) xiiii daghen naistc(omende) te bet(alen) ass(ecutu)[m] En(de)/ de voirs(creven) henrick jan van wesenbeke heeft den voirs(creven) henrike en(de)/ boud(ewijne) zoete(n) van des voirs(creven) steet schadeloes gelooft tontheffene en(de)/ de selve jan heeft ghelooft den voirs(creven) boud(ewijne) van alle(n) coste(n) het we(re)n/ vroentcoste(n) monteringe(n) rijdinge(n) en(de) alle(n) ande(re) coste(n) hoedanich die/ wa(r)en die hij h(ier) o(m)me soude moge(n) lijde(n) schadeloes tontheffene cor(am) roelofs/ cok(eroul) aug(usti) xiii