It(em) jan vanden roedeken(e) sone jans wijlen vanden roedeken(e) in p(rese)nc(ia)/ d(er) scepen(en) van loeven(e) gestaen heeft gekint en(de) gelijt dat hij wel ende/ wittelic vercocht heeft gerardo van bausselle secretar(is) d(er) stat van/ loeven(e) drie zillen wynnents lants gelegen te cortenaken opden kalenma(n)/ tusschen derve desselffs gerarts en(de) de goede geldolffs vanden schelve/ o(m)me en(de) voe(r) de so(m)me van viventsestich gulden(en) thien stuve(r)s voir/ elken gul(den) gerekent den vors(creven) ja(n)ne d(aer) voe(r) te geve(n) en(de) te betale(n) van/ welken vive(n)tsestich gul(den) vors(creven) de vors(creven) jan vanden roedeken(e) in p(rese)ncie(n)/ d(er) scepen(en) van loven(e) h(ier) nae genoempt gekint heeft en(de) gelijt vanden/ vors(creven) gerarde gehave(n) en(de) ontfangen te hebben tweelff gul(den) d(aer) af/ elken gul(den) gerek(ent) als voe(r) den selven gerardo vanden selven xii/ gul(den) in afslage als voe(r) volcomelic quijtscelden(de) Ende heeft geloeft/ de vors(creven) jan vanden roedeken(e) den vorscreven gerard(o) t(er) manissen des/ selfs gerarts vanden vors(creven) goeden voir den abt van vlied(er)beke en(de)/ zijne(n) ma(n)nen van leene d(aer) afme(n) de selve goede te leene houden(de) is/ goede goedinge te doene en(de) t(antu)m de selve goede voir vry en(de)/ ombeco(m)mert leen warande(re)n Et t(antu)m (et)c(etera) met vurwerden dat de/ vors(creven) gerard(us) int ontfane vand(er) guedinghen dragen sal den/ cost vanden ma(n)nen en(de) van sinen brieve(n) En(de) dande(r) coste van rechte/ sal de vors(creven) jan tot sijnre last dragen en(de) betale(n) cor(am) lye(mingh)[en] tymple/ m(ar)tii iiii[ta]