It(em) es vurwerde en(de) heeft geloeft de vors(creven) jan leemans dat hij de pe(n)ni(n)ge/ gecomen vanden v(er)coepe der vors(creven) goeden gedragen(de) in eenre so(m)men xxxvi rijd(er)s/ bringen sal ond(er) de stat oft opden wissel o(m)me die voert aengeleet te/ worden bij wete(n) en(de) rade vand(er) se het sij in lijfrente(n) oft erfrinten ten/ meeste(n) orb(er) en(de) p(ro)fijte mathijs leemans vors(creven) sijns soens behoude(n) d(aer) inne de(n)/ vors(creven) ja(n)ne den vad(er) sijn tocht en(de) heffen en(de) de brieve va(n) dien alt(oes) te bliven/ ond(er) de stat tot behoef als voe(r) sond(er) argelist cor(am) hoeve(n) burg(imagistr)[o] col(onia)/ m(ar)sels scab(inis) maii ult(ima) Junii viii sequen(ti) so sijn xx rijd(er)s vande(n) xxxvi rijd(er)s/ vors(creven) aengeleet in ii rijd(er)s en(de) d(aer) mede gecocht ii rijd(er)s lijfp(ensie) opde goede willems de neusnide(re)/ It(em) op hede(n) sijn aengeleet xx rijd(er)s vande(n) xxxvi rid(er)s vors(creven) en(de) d(aer) mede gecocht ii rijd(er)s lijfp(ensie)/ opde goede/ ivete(n) vande(n)/ putte en(de) jans/ huers na(tur)lix/ soens no(vem)[br(is)] xxi s(equenti) a(nn)[o] lxviii