It(em) peter blanckart volde(r) in pr(esen)c(ia) heeft ghelooft lodewijke baets sec(r)[e]tar(is)/ der stad van loven(e) en(de) janne vits ende elken van hen besund(er)t co(m)merloes/ ende schadeloes te houden ende tontheffen aen willeme mosien van alsulke(n)/ halve(n) rijder lijftochte(n) ten live [vacat]/[vacat] dair voe(r) de selve lodewijck ende jan alsnoch/ te laste staen voir janne van tuydekem wijng(ar)de(r) ende de selve lijfpens(ie) te/ kermisse naestc(omende) int gheheel te quijte(n) ende af te leggen et t(antu)m Ende/ tot desen heeft de selve pet(er) alsnoch ghelooft de vors(creven) lod(ewijcke) dat hij ten/ selve(n) kersmisse lossen ende afquijte(n) sal alsulke ii cap(uynen) erf(lic) als de selve/ lod(ewijck) lestwerf teghen den voirs(creven) janne van tuydekem v(er)creghe(n) heeft op/ zek(er) goede ende onderpande die de vors(creven) pet(er) alsnu eensdeels teghe(n) den vors(creven)/ janne van tuydekem vercreghen heeft cor(am) berthem vos augusti viii