It(em) na dien dat jan van beerhem aengesproken hadde pet(ere)n ty(m)merman als/ van dien dat de selve peter tot voscapelle ald(aer) de selve jan va(n) beerhem/ zijn water soude reysen aen en(de) op den selven janne gehouwen ende/ geslaghen soude hebben en(de) also aen hem handedich geweest soude/ zijn biedende dat te thoenen en(de) oft hij dat gethoenen conste dat/ hem dan de voirs(creven) peter ter beternissen doen soude een bedevairt te/ meylanen te straesborgh oft alsulke beternisse als de scepen(en) wijsen/ souden ende den voirs(creven) pet(ere)n dat ontkynnende ende den voirs(creven) ja(n)ne/ tot zijnen thoenisse gewesen zijnde en(de) niet gethoent en heeft/ des hij hem vermeten hadde So hebben de scepen(en) van lov(en) gewijst voer/ een vo(n)nisse dat de voirs(creven) peter vander aenspraken die jan van beerhem/ te hemw(er)t gedaen heeft ongedaen ongehouden zijn sal eisd(em)