It(em) de voirs(creven) henr(ick) heeft genomen tegen den voirs(creven) brued(er) henr(ick)/ poirte(r) van weghen des voirs(creven) goidshuys de voirs(creven) drie stucke(n)/ erfs Te houden te wynnen ende te gebruycken van halfmerte/ naistcomende eenen termijn van xii jairen langh eemp(ar)lic v(er)volgen(de)/ elcx jairs dae(re)nbynnen voe(r) ende om neghen dossijnen pacht/ tarwen goed en(de) payabel der maten van loeven geldenaken ts(in)te/ andriesmisse ap(oste)ls te betalen en(de) te jangdrain le grand te leve(re)n/ den vors(creven) goidsh(uys) oft heuren [zinen] p(ro)cur(eur) jairlicx den vors(creven) t(er)mijn due(re)nde/(et) quo(li)[b(et)] ass(ecutu)[m] Met vorwerden dat de vors(creven) wynne de vors(creven)/ lande jairlicx den voirs(creven) t(er)mijn due(re)nde wynnen werven/ en(de) mesten sal wel en(de) loflic ten behoirliken tijde gelijc reenge/ noten boven ende beneden en(de) tsijnen afscheiden sal hij de/ vors(creven) vii [groete] roeden [lands] laten eens omgedaen en(de) dande(r) ii stucken op/ ii voe(re)n oic omgedaen eisd(em)