It(em) also als joes de becke(re) geleidt zijnde na den rechte der stad van loeven tot/ den goeden arnds van mechlen den selven arnde hadde doen bevelen met/ eenen vorste(r) bij consente vander stad zijn hande te lichten vanden goeden/ hier na bescreven Te weten van huyse ende hove met zijnre toebehoirten/ svoirs(creven) arnds [geheten de sterre] gelegen opde biest opden hoec vand(er) g[r]oefstrate(n) tussche(n) de ca(m)me/ geheten luyart op [deen zijde et mathijs van thuydekem op dand(er)] en(de) desgelijcx vander haven bynnen den vors(creven) huyse/ oft elders wesende oft dat hij tot eenen zek(ere)n daghe mids verstrikene/ van genechten op heden dienen(de) des tegen hem voe(r) meye(r) en(de) scepen(en)/ alhier te rechte quame des de voirs(creven) joes hem gedroegh tot den vorste(r)/ ende de voirs(creven) arndt tsijnen daghe van rechte niet comen en es noch/ nyeman van zijnen weghen So hebben de scepen(en) van loeven yerst/ gehoirt vanden vorste(r) rectificatie vanden voirs(creven) zijnen exploite/ gewijst voer een vo(n)niss(e) so verre de voirs(creven) arnd niet en quame/ ten opstaene tsmeyers en(de) van hen datmen dan den voirs(creven) joese/ vanden voirs(creven) goeden houden sal in zijnen beleide also verre alst/ noch voer hen comen es cor(am) lye(mingh)[en] abs(oloens) blanck(aer)t abs(oloens) m(er)cels hoeven/ lynden m(ar)cii iii