Allen doen cond dat henric de roeve(re) sone wilen jans heeft geco(n)/ stitueert gesedt aert van beringen zijne(n) zwagher ende lijsbeth/ de roeve(re) zijn wijf zuster des voirs(creven) henricx te mane(n) teyssce(n)/ op te bue(re)n en(de) tontfange(n) alsulken renten als hier na besc(reven) staen/ die de voirs(creven) henric houden(de) is en(de) hem gebleve(n) zijn na de doot/ van zijnen ouders Inden yerste(n) ii r(insch)guld(en) vande(n) drien r(insch)gulden(en)/ staende op thuys ende hoff henricx van schore gelegen inde/ borchstrate tusscen de dijle aldair en(de) de(n) goede(n) [vacat]/ It(em) drie r(insch)gulden(en) op de stad van thiene(n) vallen(de) half te kersmisse en(de)/ half tsint janssmisse It(em) eene(n) nobel erflijc op zeke(re) bempde der/ weduwen mathijs wijlen mychiels vanden twee noble dair af de/ voirs(creven) lijsb(eth) den andere(n) heffende is gelegen tarscot en(de) zijne(n) wille/ drie jare lang naestcomen(de) dair mede te doene sonder wed(er)coepe(n)/ oft e(n)nige rekeni(n)ge dair af te moete(n) wa(n)t die(n) t(er)mijn dueren(de) heeft/ de voirs(creven) henric de voirs(creven) rinte bekint wettelijc vercocht ende/ versedt te hebbe(n) voir eene(n) zekere(n) prijs dair af hij he(m) bekint/ heeft vande(n) voirs(creven) gehuysscen volcomelijc v(er)nuecht en(de) betaelt/ te wesen dair voir te panden te dage(n) rastem(en)te te doen legge(n)/ in meliori forma Promitt(ens) ratu(m) augusti xi