Want jacop van ranshem die na de hoeghe heerlich(eit) ons liefs gened(ichs) he(re)n/ tsh(er)toge(n) en(de) den rechte zijnre stad van loeven(e) uut machte van scep(enen) br(ieven) va(n) loeven(e)/ voe(r) zijn wettich gebreck come(n) en(de) geleydt is tot allen den goeden beyde have/ en(de) erve willems wijlen van vlasselair geheeten de wynne soe wair die belege(n)/ zijn opden xvi dach van julio lestleden hadde doen besc(ri)ven machtilt/ wed(uwe) willems wijle(n) van vlasselair met hue(re)n kynde(re)n die hen ongebruykich/ maicten alle de selve goede uutgescheyden arde van vlasselair hue(re)n zone/ de selve goede houden(de) en(de) hantplichten(de) sond(er) wille en(de) (con)sent des voirs(creven) jacops/ en(de) sond(er) hem te v(er)nuege(n) van zijne(n) wettige(n) gebreken voirs(creven) tot welcke(n) dage/ dair toe gestelt noch totte(n) dage van heden nyemant gecome(n) en is/ noch ande(re) van hue(re)n weghe(n) behalve(n) den voirs(creven) arde alsoe dat de he(re)n/ scep(enen) van loeven(e) t(er) manisse(n) smeyers van loeven(e) wijsden voir een vo(n)nisse/ yerst gevisenteert tresc(ri)pt en(de) de c(er)tificacie roelofs landshe(re) meyers tot erpse/ die ond(er) zijne(n) zeghel c(er)tificeerde dexploit voirs(creven) volcomelijc gedaen te hebben(e)/ en(de) p(ar)tien dach bescheiden datme(n) den voirs(creven) jacop vand(en) voirs(creven) goeden houden/ sal inde macht van zijne(n) beleyde soe v(er)re dat noch voe(r) hen come(n) is cor(am) eisd(em)