It(em) denijs keerinx wonen(de) taerschot in p(rese)ncien d(er) scepen(en) van loven/ gestaen heeft ov(er)gegeve(n) en(de) bekint dat hij ov(er)gegeve(n) heeft/ meest(er) stasse vand(er) hoeve(n) meest(er) in arten alsulke xii rins gul(den)/ eens te betalen als hem jan cleinaerts wittelic sculdich is die/ hem aende(n) selve(n) ja(n)ne cleynaerts op morgen vallen en(de) v(er)schine(n)/ sulle(n) en(de) dat in afslaghe en(de) mynd(er)nissen van alsulken xviii[gelijc zeke(re) uutsprake tand(ere)n tijden bide(n) rade vand(er) stat tussen den vors(creven)]/ ja(n)ne cleynaerts en(de) denijse gegaen beg(re)pen en(de) inhouden voir alsulke xii/ rins gul(den) als de vors(creven) jan cleynaerts [denijs] den vors(creven) denijse [meest(er) stasse alnoch sculd(ich) was] sculd(ich) is geven(de)/ den vors(creven) meest(er) stasse volcome(n) macht p(ro)cu(ra)cie en(de) aucto(r)iteit de/ vors(creven) scult van xii rins gul(den) vanden vors(creven) ja(n)ne cleynaerts/ te heffene te buere(n)ne en(de) met rechte te v(er)volgene den selve(n)/ ja(n)ne cleynaerts d(aer) af quit(anci)[e] te geve(n) en(de) alle tgene te doene/ des de selve denijs selve soude moge(n) doen op dat hij p(re)sent/ en(de) voe(r) ogen ware Beke(n)ne(n)de hem de selve denijs nu alsdan/ voldaen en(de) betaelt te sijne mett(er) bet(aling)[en] die de vors(creven) ja(n) cleynarts/ den vors(creven) meest(er) stasse doen sal en(de) den selve(n) cleynarts metter/ selv(er) bet(aling)[en] volcomelic quijtscelden(de) cor(am) buetsele hoelair/ oct(obris) xvii