Want airt wijlen vand(en) goe(re) geleydt zijnde voe(r) zijn wettich gebreck va(n) xxv c(r)[o]nen/ eens uut machte van scep(enen) br(ieven) van loeven(en) vand(er) daet xiiii[c] lxxxii julii xx xix/ tot allen den goede(n) have en(de) erve gheerts wijlen de molde(re) geheete(n) vand(en) goe(re) en(de) m(ar)griete(n)/ wijlen larijs zijnre huysvr(ouwe) Opten dach va(n) hede(n) heeft m(er)ten laureys p(ro)cur(eur) der wed(uwe)/ svoirs(creven) airts wijlen vanden goe(re) met ja(n)ne de putte(re) vorste(r) den kynde(re)n svoirs(creven) wijlen/ gheerts en(de) wijlen m(ar)griete(n) te doen lichte(n) vand(en) selve(n) goede(n) bij alsoe zij d(air) jegen/ yet hadden wille(n) segge(n) oft allege(re)n oft de scep(enen) br(ieven) invalide(re)n dat zij des op heden/ te loeven(en) come(n) wae(re)n inde banck voe(r) meye(r) en(de) scep(enen) Ald(air) de selve kynde(re)n antwordden(de)/ seyden dat de voirs(creven) weduwe svoirs(creven) wijlen airts geleydde v(er)doolt soude zijn/ te p(ro)cede(re)n op de goede bijde(n) p(ro)cur(eur) voirs(creven) ov(er)gegeve(n) mits twee redene(n) yerst om/ deswille dat de goede bijde(n) selve(n) p(ro)cur(eur) in gescrifte ov(er)gegeve(n) come(n) zijn vand(er)/ voirs(creven) wijlen m(ar)griete(n) larijs hue(re)r moeder En(de) ten ii[ten] wdatme(n) niet bevynde(n)/ en soude alsoe zij seyden dat de voirs(creven) wijlen m(ar)griete larijs huer v(er)bonde(n)/ hadde inde scep(enen) brieve dair tvoirs(creven) beleyt gespruyt is dair op de voirs(creven)/ p(ro)cur(eur) replice(re)nde dede seggen datm tv(er)antwordden der vorg(enoemde) kynde(re)n/ der voirs(creven) weduwen airts wijlen vand(en) goe(re) niet tonstade come(n) en soude/ mits dat hij dien datme(n) t(er) wairheit bevynden soude dat de voirg(enoemde)/ m(ar)griete wijlen larijs huer inde voirg(eruerde) scep(enen) brieve(n) v(er)obligeert en(de) v(er)bonde(n)/ heeft En(de) nae aensprake en(de) v(er)antwordden es gewijst met vo(n)nisse der scep(enen)/ van loeven(en) t(er) manissen smeyers dat de voirs(creven) he(re)n scep(enen) va(n) loeven(en) beghe(re)n/ taenhoire(n) de voirg(eruerde) scep(enen) brieve dair questie om is cor(am) duffle lyefkenrode/ hoeven vynck augusti xxviii