SAL8162, Akte: R°221.3-V°222.1 (325 van 481)
Zoek akte
Vorige | Volgende
Akte R°221.3-V°222.1  
Act
Datum: 1501-02-25

Transcriptie

2022-11-25 door Jos Jonckheer
Cont zij allen lieden dat wout(er) troye en(de) katlijne/
van wynghe zijn huysvrouwe woenen(de) te velthem in/
p(rese)ncia hebben genomen en(de) bekynnen genomen te/
hebben van janne vander lynden weduwe(r) jouffr(ouwe)/
(christ)inen wijlen hermeys zijnre huysvr(ouwe) thof desselfs/
jans vander lynden gelegen te velthem aen de/
kercke metten huysen hoven wynnen(de) landen beempden/
eeussellen ende allen den toebehoirten gelijckerwijs
//
de voirs(creven) wout(er) en(de) zijn huysvr(ouwe) de voirs(creven) goede in/
zeke(re) jairscha(r)en gehouden hebben en(de) die den voirs(creven)/
janne vand(er) lynden mett(er) voirs(creven) wijlen jouffr(ouwe)/
(christ)inen zijnre huysvr(ouwe) bij goorde h(er)meys hue(re)n vad(er)/
nu t(er) tijt scep(ene) te loeven(e) in huwelijcker vorw(er)den/
gegeven zijn te houden(e) te hebben te wynnen en(de)/
te gebruyken van half meerte naistcomen(de) eene(n) t(er)mijn/
van neghen ja(r)en langk due(re)nde deen nae dande(r)/
sonder middel volgen(de) Elcx jairs dae(re)nbynnen te/
weten(e) de wynnen(de) landen voe(r) en(de) o(m)me de helicht/
van allen den vruchten die jairl(ijcx) op de voirs(creven) landen/
wassen zullen ende de voirs(creven) beempden metten/
eeussellen elcx jairs dae(re)nbynnen voe(r) en(de) o(m)me/
veerthien hollants gul(den) te xvi stuv(er)s tstuck alle ja(r)e/
tsinte m(er)tensmisse vallen(de) en(de) ombegrepen te/
half meye te betalene den voirs(creven) janne vand(er)/
lynden den voirs(creven) t(er)mijn due(re)nde quol(ibe)t ass(ecutu)[m]/
op de vorw(er)den en(de) condicien hier nae bescreven/
Inden iersten zoe wa(n)neer de vruchten op de/
voirs(creven) landen wassende rijp tijtveerdich en(de) gepict/
zijn zullen dat alsdan de voirs(creven) jan vand(er) lynden/
aldair seynden sal eenen bode om de banden te/
hulpen slaen en(de) de vruchten te hulpen inne doen/
welcken bode de voirs(creven) wynnen alsdan den montcost/
geven zullen en(de) zullen de selve wynnen de vruchten/
op tvelt gedeilt zijnde desselfs jans vand(er) lynden/
helicht vue(re)n met hue(re)n waghen(en) en(de) p(er)den in/
hue(r) schue(r) aldair Te weten(e) dierste voeder voe(r) den/
voirg(enoemde) janne vand(er) lynden en(de) dan een voed(er) voe(r)/
de wynnen en(de) alsoe voirts een voeder voe(r) den/
selven janne en(de) dan een voeder voe(r) de wynnen/
tot dat alle de vruchten inne gevuert zijn zullen/
En(de) als de vruchten desselfs jans vand(er) lynden/
gedorsschen zijn zullen dat de wynnen desselfs jans/
vruchten van zijnd(er) helicht comen(de) te loeven(e) ten/
huyse des voirs(creven) jans vand(er) lynden sonder cost
//
des voirs(creven) jans vander lynden behoudelijck den voirs(creven)/
wynne den montcost It(em) de voirs(creven) jan vander lynden/
sal jairlijcx hebben tderdendeel van alle den oofte dair/
jairlijcx op de voirs(creven) goede wassen(de) dair af de selve/
jan vander lynden jairlijcx v betalen sal tderdendeel vand(en)/
costen vanden lesers uutgenomen dooft vanden noten/
dwelck alleene toebehoiren sal den voirs(creven) wynnen en(de)/
de wynnen zullen den lesers den montcost geven en(de)/
desselfs jans vand(er) lynden derdendeel vand(en) voirs(creven) oofte/
zullen de wynnen jairl(ijcx) leve(re)n te loeven(e) ten huyse/
desselfs jans vander lynden sonder cost vand(en) voirs(creven) ja(n)ne/
vander lynden en(de) dair voe(r) zullen de wynnen den mont/
cost hebben It(em) de wynnen zullen jairlijcx den voirs(creven) t(er)mijn/
due(re)nde de voirs(creven) wynnen(de) landen wynnen werven mesten/
en(de) bezayen wel en(de) loflijck te weten(e) den wynt(er)airt gedragen(de)/
omtrint acht boende(re)n op vie(r) getijdige voren wel en(de) loflijck/
gemest dair af de drie boende(re)n lants ten mynste(n) bezayen/
met t(ar)wen en(de) dande(r) vijf boende(re)n met rogghen en(de)/
den zom(er)airt houden(de) oick omtrint acht boende(re)n zullen/
de selve wynnen jairlijcx besayen op drie getijdighe/
voren Item de voirs(creven) wynnen zullen voe(r) uut hebben/
tot hue(re)n p(ro)ffijte en(de) verdoene een gedeelte van eenen/
bloke lants zoe verre dat nu den voirs(creven) janne vand(er)/
lynden toebehoirt gelegen in gielijs van nethelen block/
aen tstraetken geheeten dmierken tegen ov(er) den ouden/
bogairt des zullen de selve wynnen jairlijcx zayen den/
voirs(creven) janne een halst(er) lijzaets t(er) goeder plaetsen It(em) de selve/
wynnen zullen jairlijcx hue(re) kuese hebben oftmen jairlijcx/
int voirs(creven) hof coopen sal xxx mandelen stroos oft om/
vijf pet(er)s mest te xviii st(uvers) tstuck en(de) eest datme(n) stroo coopt/
zoe zullen de voirs(creven) jan en(de) wynnen dat half en(de) half betale(n)/
En(de) eest datmen mest coop zoe zullen dair af betalen de/
voirs(creven) jan vand(er) lynden de twee deelen en(de) de wy(n)ne(n) tderdendeel/
behoudelijck dat de voirs(creven) wynnen tghelt vand(en) stroo oft mest/
v(er)leggen in afslage vander beempthueringen It(em) allet stroo zulle(n)/
de wynnen slijten met hue(re)n beesten en(de) te meste bringhen
//
int voirs(creven) hof met hue(re)n beesten en(de) tselve mest jairlijcx/
vue(re)n op de voirs(creven) landen alsoe wel op de verste als op/
de naiste slants meesten p(ro)ffijte It(em) de selve wynnen zullen/
jairl(ijcx) op tvoirs(creven) hof moeten houden ten mynsten vijftich/
scapen den voirs(creven) t(er)mijn due(re)nde It(em) de voirs(creven) wy(n)nen/
zullen jairlijcx wel en(de) loflijck m(er)ghelen op hue(re)n cost/
een half boender lants en(de) dair voe(r) sal de voirs(creven)/
jan vand(er) lynden den wynnen jairl(ijcx) cortten aen de/
beempthueringhen acht stuv(er)s en(de) op tselve half/
boende(r)n jairlijcx leve(re)n acht voede(re)n m(er)ghels It(em) de/
wynnen en zullen gheen ande(re) landen moeghen houde(n)/
dan de landen vand(en) voirs(creven) hove behalven alleene/
neghen dachmalen lants den selven wynnen toebeh(oirende)/
It(em) de voirs(creven) wy(n)ne(n) zullen jairl(ijcx) moeten leve(re)n den voirs(creven) ja(n)ne/
xlv busselen walms om die jairl(ijcx) op de voirs(creven) huyse(n) v(er)dect/
te wordden en(de) alsmen tselve stroo v(er)decken sal oft and(er)s aen/
de voirs(creven) huysen plect oft dect aengaen(de) ouden wercke dan/
zullen de voirs(creven) wy(n)ne(n) jairl(ijcx) gehouden zijn drie wercklieden/
sdaichs en(de) niet voirde(r) den montcost geven sesse dage(n) lanck/
en(de) niet voirde(r) en(de) de voirs(creven) jan sal de dachue(re)n betalen It(em) de/
wynnen selen de voirs(creven) goeden moeten bevreden de wat(er)leyden vege(n)/
en(de) ruymen en(de) de straten maken sonder cost oft last desselfs jans/
vand(er) lynden It(em) de voirs(creven) wy(n)nen zullen de huysen voirs(creven) moeten houden wel/
en(de) loflijck vander onderst(er) rijckelen nederw(er)ts sonder jans cost It(em) de voirs(creven) wy(n)ne(n) selen/
jairl(ijcx) den voirs(creven) ja(n)ne doen vijf corweyden elcke corweyde van eene(n) dage en(de) de/
wy(n)ne(n) zullen jairl(ijcx) moete(n) aenhalen alle den leem dieme(n) behoeve(n) sal tott(er) ouder/
rep(ar)acien vand(en) voirs(creven) huysen It(em) de wy(n)nen zullen tot hue(re)n afscheiden de voirs(creven)/
landen moeten bezaeyt laeten gelijck h(ier) nae volcht Inden iersten iii(½) boende(re)n/
lants gelegen te berchshem in drie stucken beneden de kercke aldair It(em) op/
dmiddelghelt geheeten thoochvelt alle de landen zoe v(er)re die den voirs(creven)/
hove toebehoiren(de) zijn gedragen(de) tsamen omtrint iii(½) boende(re)n It(em) (½) boend(er)/
lants gelegen opden bachten It(em) een cleyn bloocxken lants groot i(½) dach(mael) gelege(n)/
aen den kerckmuer It(em) een dach(mael) lants gelegen ald(air) aen tvoirs(creven) block al met/
t(ar)wen en(de) rogghen bezaeyt op vie(r) getijdighe voren en(de) die wel en(de) loflijck gemest/
alsoe dat behoiren sal It(em) de stortte en(de) brake laeten eens o(m)megedaen It(em) de/
voirs(creven) jan sal den wy(n)nen jairl(ijcx) moeten geven drie ellen wullens lakens oft/
dair voe(r) jairl(ijcx) betalen xxx stuv(er)s oft afcortten It(em) sal de voirs(creven) jan te hemweerts/
behouden tzijnen verdoene de poirte vand(en) voirs(creven) hove It(em) de wy(n)ne(n) selen tot/
hue(re)n afscheiden(e) int voirs(creven) hof moeten laeten alle de voesteringe oereten en(de) ande(re)/
stroe zoe v(er)re de selve wy(n)nen niet v(er)voedert en zullen hebben en(de) hen alsdan/
ov(er)gebleven sal zijn en(de) alle dese vorweerden cond(icien) en(de) geluften voirs(creven) hebben gelooft/
malcande(re)n d(i)c(t)o jo(hanne) renu(n)cian(s) cor(am) buetsselle boechout februarii xxv
Nagekeken doorWalter Winnelinckx
ModeratorWalter Winnelinckx
Laatste update:: 2019-05-08 door kristiaan magnus