It(em) jan van lathem en(de) jouffr(ouwe) cecilia van diest zijn/ huysvr(ouwe) in p(rese)ntia hebben gelooft voe(r) hen en(de) hue(re)n/ erfgenaem(en) marcelijse van diest na(tur)lijck zone neve/ de voirs(creven) jouffr(ouwe) cecilien en(de) zijne(n) erfgenaem(en) als/ van dien vijff mergen vie(r) en(de) een halve roeden/ lants in div(er)sen stucken gelegen te beggendorp/ inden lande van gulck en(de) heynsberch die de/ voirs(creven) jouffr(ouwe) cecilie den voirs(creven) mercelijs v(er)cocht/ heeft van nu voortaen tewigen dage(n) vast/ en(de) gestentich te houde(n) en(de) den selven m(er)celijs/ van diest noch zijnen erfgenaem(en) daer inne/ gheenen stoet hinder letsel oft impediment te doen(e) en(de) zoe v(er)re den voirs(creven) mercelijs
//
van dyest bij henricken van ruyssenborch aen de/ voirs(creven) goede in eneghen nacomen(de) tijden enegen/ last gedaen wordde uut zaken van zeke(re)n erfcore(n)/ dat hij aen(de) voirs(creven) goede soude willen heysschen/ soe hebben de voirs(creven) jan van lathem en(de)/ jouffr(ouwe) cecilie van diest gehuysschen geconsenteert/ en(de) gewillecoert dat de selve mercelijs alle die/ gebreke(n) sal moegen v(er)halen aen een maure?/ corens erflijck die de voirs(creven) jouffr(ouwe) cecilie heeft/ aen en op zeke(re) goede en(de) panden toebehoo(r)ende/ meest(er) merten scoe(n)make(re) en(de) zijnen erfgenaem(en)/ gelege(n) onder de banck van gelekercken en(de) voort/ aen op alle ande(re) goeden die de voirs(creven) jouffr(ouwe) cecilie/ heeft te beggendorp voirs(creven) en(de) daer omtrent va(n)/ welcken v(er)coope de voirs(creven) jan va(n) lathe(m) en(de) jouffr(ouwe)/ cecilie zijn huysvr(ouwe) hen bekent hebben bijden/ voirs(creven) marcelijs van diest geheelijck v(er)nueght/ en(de) betaelt te zijne cor(am) zedele(re) graven junii/ xxv