Van merten maes van heverdonck / It(em) henrick vander leck geheten van loeven wonen(de) te bairle / es comen in teg(enwoirdicheit) d(er)es burg(er)meesters en(de) der scepen(en) va(n) loeve(n) / hier na genoemt en(de) heeft geloeft op sijn lijf en(de) op sijn goet / en(de) op zoenbreke en(de) vredebreke te sijn dat hij om engheenreha(n)de / saken wille die gesciet moegen sijn tuschen hem in deen zijde / en(de) den voirs(creven) merten maes in dande(re) den selve(n) m(er)tene / ni(m)m(er)meer vede hatye noch vyantscap doen noch dragen en / sal hem crencken noch hijnde(re)n aen lijf noch aen goet dagen / noch moeyen buyte(n) lants noch te camp teysschen bij hem / selve(n) of bij yeman(ne) anders Beke(n)nen(de) (et)c(etera) in debita (et) / meliori forma Cor(am) willem(air) burgim(a)g(ist)ro roel(ants) pryke(re) / m(ar)tii xiii /