It(em) meest(er) ghijsbrecht vanden biesen muntmeester in [va(n)] brabant die de meye(r)/ van lovene heeft gehacht en(de) te merten corsbouts huys inde vroente gedaen/ heeft geloeft in jeghenw(or)dicheyt der scepen(en) van lovene nu(m)mermeer uter/ voirs(creven) vroente(n) te scheyden sonder [wille en(de)] consent vanden voirs(creven) meye(r) van lovene [het en sij met der mynnen ocht met den rechte] en(de)/ des sijn burghen des voirs(creven) meester ghijsbrechts alse principael ongesundert/ en(de) ongescheiden peter van nethene(n) waerdeyn vand(er) voirs(creven) mu(n)ten van brab(an)t/ henric van velpe goutsmet en(de) jan de leeu mu(n)te(r) Te weten soe waer de voirs(creven)/ meest(er) ghijsbrecht ut(er) voirs(creven) vroente(n) schiede anders dan inden manie(re)n voirs(creven)/ dat sij dan die selve lude souden sijn die de voirs(creven) meest(er) ghijsbrecht nu es/ Hier wae(re)n ov(er) henric vanden borchove(n) en(de) jan h(er)tshals scepen(en) va(n) lovene/ maii xix