It(em) jan vanden morte(re) wonen(de) ten huffle heeft doen ontsette(n) op/ ene(n) borghe een vierdel wigarts gelege(n) aende(n) ouden kesselberch/ neven de goede joffr(ouwe) lyemynx den welken hadde doen besette(n) joffr(ouwe) alijt/ van ee(re)nboudege(m) begine heeft doen besette(n) des is sijn borghe jan blanckarts/ becke(r) et p(ri)mus cor(am) joh(ann)e de borch(oven) iunio(r)e haenw(ijc) velde octobr(is) iii