It(em) jan ouderogge es come(n) in jeg(ewoirtdicheit) d(er) scepen(en) die ov(er)mids vonnesse/
van scep(enen) br(ieven) van loven geleydt is tot allen den goede(n) have en(de) erve/
It(em) jan ouderogge es come(n) in jeg(ewoirdicheit) d(er) scepen(en)
brieve(n) van loven(en) en(de)/
heeft gekent en(de) gelijdt dat hij gehave(n) en(de) ontfange(n) heeft van/
woute(re)n vand(er) ryevie(re)n geheten daneels de somme van xlvii vrancr(ijx)/
crone(n) van lichte(n) gewichte [van dien xlix vrancr(ijx) crone(n)] lijfpen(sie)n
staende ten live lijsbette(n) [die wijf was wilen] goerds/
ve(re)nb ve(re)noede(n)
wilen wijf was [aen en(de) op seker goede die
de voirs(creven) woute(r) houden(de) is] vallende jairlijx te kersmesse
en(de)[van welker so(m)men van xlvii cronen vande(n) voirs(creven) t(er)mijne]/
dat van kersmesse lestlede(n) en(de) van allen voirlede(n) t(er)mijne(n) de voirs(creven)/
jan ouderogge [hem gekent heeft voe(r) vernuegt en(de) heeft] den
voirs(creven) woute(re)n en(de) sijn borghe(n) dair af volcomelijc/
heeft quijtgescoude(n) Gelovende
de voirs(creven)
jan den voirs(creven) woute(re)n noch=oft zijn vand(er) voirs(creven) so(m)men
en(de) t(er)mijne ne(m)meer aen te spreke(n)
in gheene(n) rechte gheestelic noch weerlic in gheenre manie(re)n/
bij hem selve(n) noch bij nyeman(de) anders en(de) hen
[d(aer) af] jegen eene(n) yegelike(n) recht warant te sine /
k(er)smak(ere) smet ap(ri)l(is) xxii
Nagekeken door: Karel Embrechts
Moderator: Karel Embrechts