It(em) want laureys kiesete beclaeght hadde janne pat(er)nost(er) wonen(de) te goerbroec / voir x gulden(en) rid(er)s alsoe hi inden rechte gethoent heeft met den vorst(er)e ende / port(er)s die ov(er) de claghe wae(re)n Ende de voirs(creven) jan ten daghe van rechte [hem gesedt] niet / voer oeghen en qua(me) Soe hebben de he(re)n scepen(en) ter manissen smeyers gewijst / voer een vo(n)nisse dat de voirs(creven) laureys den voirs(creven) ja(n)n voir de voirs(creven) so(m)me ve(r)reict / hebben sal als ene(n) man van buyten p(rese)nt(ibus) abs(oloens) borch(oven) py(n)noc hug(ar)d(en) lang(rode) vynkenb(osch) / dec(embris) xiii