Cont zij allen lieden dat bertholomeeus vand(er) bachuyse van binckem es come(n)/ ingewoirdicheiden der scepen(en) van loven(en) en(de) heeft genomen en(de) bekent dat hij/ genomen heeft jegen henricken corekens thof des selves henricx geleg(en) te binckem/ metten huysen hoven wynnenden landen beemden eeuselen en(de) allen zijnen toebeh(oir)ten/ te houden te hebben ende te wynnen van halfmerte lestleden eene(n) t(er)mijn/ van drie drie jae(re)n lang deen nae dand(er) sonder middel volgen(de) elx jairs dae(re)n/ bynnen te weten op dierste te weten sinte andriesmisse naestcomen(de) lx mudde/ corens goet en(de) payabel met wa(n)ne en(de) vede(re)n wel bereyt der maten van lov(en)/ en(de) sijn twee leste jae(re) elx jaers dae(re)nbynnen om xxxvi mudde corens pacht/ en(de) mate(n) voirs(creven) ten voirs(creven) t(er)mijne te betalen(e) en(de) te loven(en) te leve(re)n jairlijcx de(n)/ voirs(creven) t(er)mijn due(re)nde en(de) telken t(er)mine als v(er)volghde scout It(em) sal de voirs(creven)/ wynne jairlijcx den voirs(creven) due(re)nde leve(re)n ii[c] goed(en) cusbe(re) walme(n) om de huysinge/ vand(er) voirs(creven) hove mede te decken en(de) alsmen dair ane de huyse yet dect/ tymert oft plect soe sal de voirs(creven) wynne den werclieden den montcost geven/ en(de) de voirs(creven) henric coreken sal de dachue(re)n betalen It(em) sal de voirs(creven) henric coreken/ hebben alle jae(re) den voirs(creven) t(er)mijn due(re)nde half doeft dat op de voirs(creven) goede/ jairlijcx wassen sal hier af zijn borgen als principael sculde(re)n ongesundert/ en(de) onv(er)sceyden henric van braemt scaloeshouwe(re) van binckem moen en(de)/ henric van(er) bachuyse gebruede(re) sone des voirs(creven) bertholomeeus p(rim)us/ ema(n)cip(atus) et p(ri)m(us) borch(oven) key(enoegh)[e] junii xxvi