It(em) willem vander hosstad de jonghe en(de) jouffr(ouwe) magriete van diedeghe(m) sijn wijf / weduwe machiels wile(n) kympe sijn comen in jeg(ewordicheit) der scepen(en) van loeven(en) / en(de) hebbe(n) geloeft janne vander triest en(de) augustine lielienboem dat sij tussche(n) / dit en(de) halfvasten naestcomen(de) come(n) sele(n) bynne(n) mechlen oft opde(n) pas ende derve(n) / voe(r) scepen(en) van mechle(n) tot behoef der kynde(re) der voirs(creven) jouffr(ouwe) die sij heeft / vanden voirs(creven) wilen machiele hae(re)n man alle alsulke(n) erfgoede als de voirs(creven) wile(n) / machiel en(de) jouffr(ouwe) magriete ind(er) stad van mechlen en(de) bynne(n) der vriheit van mechle(n) / liggen(de) hadden Bij alsoe dat de voirs(creven) jan vander triest en(de) augustijn wille(me) vand(er) / hosstad en(de) jouffr(ouwe) magriet bynne(n) den voirs(creven) tijde sele(n) doen goede(n) ende / vast sette(n) inde goede te hinghem inde lande van bornhe(m) gelege(n) gehete(n) den / zijp gelijc de voirs(creven) wile(n) machiel die aldair te houden plach ende alsoe / vele daer toe doen geschiede(n) dat de(n) voirs(creven) wille(me) jouffr(ouwe) magriete(n) ende / hue(re)n naecomelinge(n) vast en(de) seker sijn moege en(de) desgelijx dat sij bynne(n) / den tijde voirg(enoemd) de goede te hingen losse(n) sele(n) van alsulken co(m)me(r) ende / gelde als d(air) af noch uutsteet en(de) te betale(n) is dwelc de voirs(creven) jan en(de) / augustijn onv(er)scheide(n) alsoe geloeft hebbe(n) te doen en(de) te volue(re)n bynne(n) den / tijde voirg(enoemd) cor(am) eisdem abs(oloens) pynnoc miles feb(ruarii) tertia