It(em) laureys van raetsenhove(n) meye(r) vand(er) gheeten en(de) jan lamb(er)t van / geldenake sijn swager sijn come(n) in jeg(enwordicheit) d(er) scepen(en) van loven(en) en(de) / hebben ghegeve(n) en(de) verhuert m(ar)tine soen henrix wilen m(ar)tin van ev(er)nas / de goede h(ier) na bescreve(n) ghelegen tev(er)nas le bauduwijn inde(n) yersten / v dach(mael) lants ghelege(en) opt velt tussche(n) thiene(n) bij ha(n)nut en(de) ev(er)nas / tusschen de goeden der he(re)n van s(en)te lambrechts te ludick en(de) willems van / halley It(em) xxii groet roeden lants ghelegen ald(aer) tusschen de goeden / anseal de halley en(de) des outaer goede jans van bruloe It(em) ix groet / roeden lants ghelege(en) ald(aer) tussche(n) janne godfroit en(de) stasse van halley / It(em) een boend(er) lants ghelegen opt velt te b(er)treez w(er)t tusschen anseal de / van halley en(de) de goeden d(er) capittele(n) van hoxhem Te houden en(de) te / hebben en(de) te besitten van s(en)te andriesmisse naestcomen(de) ene(n) t(er)mijn van
//
sesse jae(re)n lang deen na dand(er) sond(er) middel volgen(de) voe(r) en(de) om / een zeker so(m)me van gelde dair af de voirs(creven) laureys en(de) jan bekent / hebben dat hen vande(n) voirs(creven) m(ar)tine betalinge en(de) ghenoech ghesciet / is gheloven(de) de voirs(creven) laureys en(de) jan sijn swag(er) den voirs(creven) m(ar)tijn / vande(n) voirs(creven) lande die payslic te besetten den voirs(creven) t(er)mijn due(re)nde en(de) tjegen ene(n)yegheliken recht warant te sine cor(am) abs(oloens) lynt(re) iunior / ja(nuarii) xxvii /