SAL7334, Akte: R°373.1-V°374.1 (308 van 429)
Zoek akte
Vorige | Volgende
Akte R°373.1-V°374.1  
Act

Transcriptie

 door 
It(em) na dien dat jan van oestvorst die na der hog(er) heerlech(eit) onss /
gened(ichs) he(re)n des h(er)togen van borg(oig)[ne(n)] en(de) van brabant en(de) sijnre stat /
recht van loven(en) met meye(r) en(de) scepen(en) van loven(en) inden jae(re) ons /
he(re)n dusent iiii[c] xxxv op den xvii[ten] dach der maent van meye /
gheleidt w(er)t en(de) is tot allen den goeden en(de) heerlecheiden des edele(n) en(de) /
mogen(de) jonch(er) jans hee(re) tot wesemale te phaleys en(de) des lants van /
mechlen onlanx leden comen es voir den raide vand(er) stat opdoende hoe /
dat vranc van kuyc hem alrehande letsel dade en(de) hem dagelijx /
pijnde te doen aen so(m)mege vande(n) voirs(creven) goeden en(de) heerlecheide(n) dair inne /
jannes vande(n) hove tot behoef en(de) name des voirs(creven) jonch(e)r jans ghegoedt /
en(de) gheerft ware voe(r) meye(r) en(de) scepen(en) van loven(en) en(de) eer tvoirscr(even) /
beleidt ghesciede te weten(e) aen de dorpen rechten en(de) heerlecheiden van /
brecht en(de) van sundert met den molen(en) tsijse rente(n) mantscapen /
forseten v(er)vallen(de) opcomi(n)gen en(de) met allen en(de) ene(n)yeghewelken ande(re)n /
hue(re)n toebehoirten totden voirs(creven) dorpen en(de) heerlecheide(n) behoe(re)nde /
ghelijt en(de) alsoe v(er)re de voirs(creven) goeden aldair den edele(n) ende /
mogen(de) hee(re)n janne van kuyc toe te behoe(re)n plagen dair inne /
uutgenome(n) de thiende die tgodshuys van kerssendonc jairlijx /
heeft uut der heerlecheit van brecht Item aen ii[c] boende(re)n heide(n) /
en(de) xii boende(re)n moers metden kuese en(de) rechten dat de voirscr(even) /
h(er) jan van kuyc tot den voirs(creven) goeden behouden hadde inde(n) lande /
van hoechstrate ghelijc de selve goede inde(n) voirs(creven) lande van /
hooghstrate ghelegen zijn en(de) in en(de) op de vuege en(de) manie(re)n /
ghelijc den scepen(en) brief van loven(en) dair mede h(er) vranc van /
borssele he(re) van sinte mertens dijck int voirs(creven) lant van hoogh /
strate voir meye(r) en(de) scepen(en) van loven(en) ghegoedt en(de) gheerft /
is dat begripen en(de) uutwisen Item aen de goeden gheheten /
van most met hue(re)n toebehoirten alsoe de voirs(creven) h(er) jan van /
kuyc die voirtijts tegen h(ere)n gielise wilen van lutsenborch cocht /
en(de) vercregh met alsulken heyde lande alse aen en(de) tot den /
voirs(creven) moste begrave(n) is Item aen alsulke erflijch(eit) met den
//
huysinge en(de) goeden als den molen van merssel toe te behoe(re)n /
plach met allen hue(re)n toebehoirten ghelijc en(de) in ald(er) manie(re)n /
de voirs(creven) ii[c] boende(re)n heyden xii boende(re)n moers de most /
theyde lant en(de) de goeden die den mole(n) van merssel toe /
te behoe(re)n plagen inde brieve vande(n) principaele(n) coepe des slants /
van hooghst(ra)te voir scepen(en) van loven(en) ghemaect en(de) ghevesticht /
cleerlijc uutghescheiden sijn Item aen alsulke tocht alse de voirs(creven) /
h(er) jan van kuyc sijn leefdage lang hadde aen hond(er)t en(de) /
xi vrancr(ijx) crone(n) erfliker rente(n) staende opt lant van h(er)ssel /
It(em) aen de goeden ghehete(n) de heese en(de) de boutschen heese /
ghelegen te borssele en(de) dair omtr(ent) It(em) aen den wint /
molen ghelegen int scaetbroec bij putte met hue(re)n /
toebehoirten ghelijc de selve goede volcome(n)tliker inde /
brieve d(aer) af gemaect en(de) ghevesticht voe(r) scepen(en) van /
loven(en) inden jae(re) voirs(creven) opden xvi[ten] dach der maent /
van meye dat volcomentliker begrepen welke goede de /
voirs(creven) vrancke aen onse(n) lieve(n) gened(igen) he(re) voirs(creven) oft sine(n) stede /
houde(n) vande(n) leene opghehave(n) hadde en(de) hadde om /
die te v(er)nad(er)scapen zeke(re) gelt ghesedt ond(er) ma(n)ne(n) des selfs /
ons gened(ichs) he(re)n en(de) meer ande(re) letsele in cont(ra)rien /
van sine(n) voirs(creven) beleyde d(aer) op ghevord(er)t versueken(de) dair /
om dat de stat van loven(en) hem die letsele daden afdoen /
en(de) oft hij tot den selve(n) goeden recht meynde te hebben /
dat hij des quame voer den meye(r) en(de) scepen(en) van loven(en) /
Soe eest uut zeke(re)n v(er)sueke van rechte aen de /
schouth(eit) van hooghstraten gedaen o(m)me de voirs(creven) vrancke(n) /
tot de(n) voirs(creven) letsele(n) af te doen(e) de vors(creven) vrancke in deen /
zide en(de) de voirs(creven) jan van oestvorst in dande(re) op heden /
come(n) sijn voe(r) meye(r) en(de) scepen(en) inde vierscae(re)n te loven(en) /
elc van hen ald(aer) ene(n) voirspreke nemen(de) en(de) rechts werdich
//
maken(de) aldair de voirs(creven) jan van oestvorst inden yersten dede lesen de /
brieve vander guedinge(n) voirs(creven) dair mede de voirs(creven) jonch(e)r /
jan he(re) tot wesemale ten dage bove(n) v(er)cleert van jacoppe /
uute(n) lye(mingh)[en] nu t(er) tijt scepen(en) te loven(en) die na der stat recht /
gheleidt was tot den goeden h(er) jans van kuyc voirs(creven) inde /
voirs(creven) goeden ghegoedt was Item dair nae dbeleydt dair /
mede de voirs(creven) jan van oestvorst tot den goeden des voirs(creven) jonch(e)r /
jans he(re) tot wezemele gheleidt was op doende met sine(n) gheleverde /
voirspreke hoe dat de selve jonch(e)r jan he(re) tot wezemale de voirs(creven) /
goeden voir onsen gened(igen) he(re) voirg(enoemd) opghehave(n) hadde en(de) d(aer) /
af ghedaen dat hij sculdich was van doen dair nae de voirs(creven) /
vrancke de selve goeden oic op ghehave(n) hadde en(de) ghesedt /
ond(er) de ma(n)ne onss gened(ichs) he(re)n zeke(re) gelt om de voirs(creven) goede /
den voirs(creven) jonch(e)r janne te v(er)nad(er)scapen en(de) tontrecken en(de) hadde /
om d(aer) met te p(ro)cede(re)n ghehuert oft doen hue(re)n zeke(re) voirspreke(n) /
welke pointe(n) de voirs(creven) jan van oestvorst boet te bewisen en(de) /
metden minsten etc(etera) hopen(de) dair om te(n) slote want inde voirs(creven) /
goede nyema(n)t dan alleen onse gened(igen) he(re) oft sijn meye(r) van loven(en) /
inden name van hem die de selve nad(er)scap quijtghescouden hadde /
quiten en hadde ghelijc de heerlech(eit) ons gened(ichs) he(re)n trecht sijnre /
stat en(de) de voirs(creven) scepen(en) brieve dat inhadden en(de) begrepen dat /
de voirs(creven) vrancke de voirs(creven) nuwich(eit) afdoen soude en(de) des gheliefde /
hem wale tvo(n)nisse op dwelc de voirs(creven) vranc hem int lange met /
sine(n) voirs(creven) voirspreke en(de) ande(re)n vriende yerst beraden(de) inde(n) rechte(n) /
dede seggen dat hij de voirs(creven) goeden nocht t(er) tijt niet aenspreken /
en woude en(de) liet die den voirs(creven) janne alnoch volgen en(de) al hadde /
hij de voirs(creven) goede opghehave(n) en(de) pe(n)inge ind(er) voirs(creven) maten ghesedt /
dat hoepte hij dat wael te mogen doen en(de) mocht dat gelt /
wael v(er)liesen hopen(de) ten slote dat hij tot den voirs(creven) v(er)andwerden /
te doen niet bedwongen en soude worden met meer worden weynic /
oft niet inde(n) rechte dienen(de) die beyde de p(ar)tien deden op doen /
en(de) seggen en(de) des gheliefde hem tvo(n)nisse dair op de scepen(en)
//
van loven(en) vande(n) meye(r) voirt ghemaent ten versueke van /
beyden p(ar)tien ghewijst hebben voir een vo(n)nisse Soe wair /
de voirs(creven) vranc die hem hoefs recht [weert] ghemaect hadde de voirs(creven) /
goeden niet en v(er)andworde [aen en sprake] voir den opstaen des meyers en(de) d(er) /
scepen(en) datmen dan den voirs(creven) janne van oestvorst d(aer) af houden /
soude in sine(n) scepen(en) brieve(n) welke v(er)andworden [aensprake] de voirscr(even) /
vranc niet en dede p(rese)nt(ibus) lomb(ar)t abs(oloens) lye(mingh)[en] ca(pelle)[ma(n)] velde /
lynt(re) sabb(at)o p(ri)[(us)] q(uas)i mo(do) /
Nagekeken door
ModeratorGreet Stevens
Laatste update:: 2012-09-06 door Sabrina Keyaerts