Cont zij allen lieden dat katline van bout(er)she(m) weduwe / gielijs wijlen van he(re)ndale is come(n) in jeg(ewordicheit) der scepen(en) van loven(en) / en(de) heeft genome(n) en(de) bekent dat zij genome(n) heeft van vrouwe / a(n)ne kersmakers priorinne vande(n) cloeste(re) vande(n) witten vrouwen / te loven(en) van des voirs(creven) cloesters wege(n) thof des voirs(creven) cloest(er)s / gehete(n) t(er) hoeve(n) met de(n) huyse(n) hoven(e) en(de) met hoe(re)n tobehoerte(n) / gelege(n) inde prochie van pellenberch en(de) met den wynne(n)de lande / beemden en(de) eeuselen dair toe hoe(re)nde uutgenome(n) een elsbosch / gehete(n) den nuwen bosch en(de) eene(n) elsbosch belege(n) acht(er) de / goede katline sgreve(n) Te houden te hebbe(n) ende te wynne(n) van / alfm(er)te naestcomen(de) eene(n) t(er)mijn van vi jae(re)n deen na dande(re) / stappans volgen(de) dats te wete(n) de wy(n)nende lande op de helcht / vande(n) corne en(de) vruchte(n) dat op tvoirs(creven) lant hie(re)nbynne(n) wassen / sal Behoudelic dien dat de wy(n)nerse sal [mogen] bezayen (½) boend(er) lants / met crocke(n) d(air) inne dat de vrouwe gheen deel inne hebben / en sal en(de) te oexste als core(n) inde(n) bant is so sal de voirs(creven) wy(n)nersse
//
des voirs(creven) cloest(er)s helcht inde schue(re) aldair vue(re)n eer zij thoer tue(re)n oft [ocht] / vue(re)n sal moghe(n) ende als de voirs(creven) vrouwe a(n)ne aldair wilt doen dersschen / so sal de wyn(n)ersse den derssche(re) den cost gheve(n) en(de) vrouwe a(n)ne de dachue(re)n / en(de) dair voe(r) sal de wy(n)nesse tcaf en(de) crinsen hebben en(de) alle tcore(n) sal de / wy(n)nersse te loven(en) int voirs(creven) cloest(er) leve(re)n voirt sal de voirs(creven) wy(n)nersse / hebben de beemde ende euselen elx jairs hie(re)nby(n)nen om elf guld(en) hollan(tsche) / goet van goude en(de) va(n) gewichte behoudelic dien dat m(ijn) vrouwe om / drie hallan(tsche) guldenen sal moete(n) copen [stroe] om dair af mest te maken / sinte m(er)tens misse inden wynt(er) te betalen alle jae(re) den voirs(creven) t(er)mijn / durende ende telken t(er)mi(n)e als vervolghde schout oec sal de voirs(creven) / wy(n)nersse gheve(n) elx jairs hie(re)nbynne(n) achtentwintich mandelen walme(re) om / de huysinge(n) mede te deckene en(de) w(er)t datme(n) aende voirs(creven) huysingen / dede decken oft plecken so soude de wy(n)nersse den wercliede(n) den cost / geve(n) ende cloest(er) de dachue(re)n en(de) alle tstroe [dat] vande(n) voirs(creven) lande comen / sal sal de wy(n)nersse int vors(creven) hof brenge(n) en(de) mest d(air) af maken / ende dat vue(re)n opt lant tvoirs(creven) lant en(de) nerghens elde(re) ende de / voirs(creven) goede wy(n)ne(n) ende werve(n) met sijne(n) tideghen voe(re)n wel ende / loflic gelijc zijne reengenoten bove(n) ende beneden Oec sal de voirs(creven) / wy(n)nersse een half boend(er) vanden voirs(creven) lande alle jae(re) den voirs(creven) / t(er)mijn durende m(er)ghelen ende die(n) m(er)ghel sal tvoirs(creven) cloest(er) coepen / ende de wy(n)nersse sallen halen voirt sal de voirs(creven) wy(n)nersse de tru(n)cbome / aldair tru(n)cken mogen ten behoirlike(n) tiden en(de) de hagen en(de) de breeme(n) / houde(n) tot sij huerer b(er)ringhe(n) ende negheen beeste(n) en sal de voirs(creven) / wy(n)nersse in de sprute(n) vande(n) bossche late(n) gaen sij en zijn drie jae(re)n / oudt Ende alle de bossche eeusele(n) ende beemde die de voirs(creven) wy(n)nersse / ette(n) sal die sal zij bevrede(n) ende wart dat de voirs(creven) wy(n)nersse de twe / boend(er) lants acht(er) de schue(re) belege(n) liet ligge(n) driesch so sal de selve / wy(n)nersse elx jairs den voirs(creven) t(er)mijn durende also lange alst also blijft / liggende den voirs(creven) cloeste(re) gheve(n) een half mudde rox en(de) een mudde / evene(n) goet en(de) payabel d(er) mate(n) van loven(en) te sente andries / misse te betalen ende in tvoirs(creven) cloeste(re) te leve(re)n alle jae(re) den tijt / duren(de) en(de) telken t(er)mine alst als vervolghde schout Oec sal de / voirs(creven) we(n)nersse de voirs(creven) lande laten ten eynde vande(n) voirs(creven) t(er)mi(n)e gelijc hier na volght dats te wete(n) den wynt(er) art besaeyt / met rogge op vier voe(re)n en(de) den som(er) art besayt gestort ende brake
//
geheel ende alle dese vorwerde en(de) geluften bove(n) gescreve(n) hebben / geloeft de voirs(creven) vrouwe a(n)ne van des voirs(creven) cloest(er)s wege(n) en(de) de we(n)nersse / malcande(re)n vast ende gestadich te houde(n) en(de) te voldone als v(er)volghde schout / En(de) des sijn borge(n) der voirs(creven) wy(n)nersse katline van bout(er)shem als pr(in)cipael / sculde(re)n ongesundert en(de) onv(er)scheiden goed goerd van vyssenake hue(re) / swag(er) van libbeke en(de) jan vand(er) hagen van pellenberch de welke / de voirs(creven) we(n)nersse hier af geloeft heeft scadeloes en(de) co(m)merloes / te houden en(de) tontheffen lomb(ar)t abs(oloens) sept(embris) xxviii /