It(em) henric vand(er) biest wonen(de) te houdert es come(n) in jeg(ewordicheit) / der scepen(en) van loven(en) en(de) heeft ghenome(n) jege(n) jouffr(ouwe) / lijsbetten boets weduwe lonijs wilen van boechout den molen / der voirs(creven) jouffr(ouwe) ghelegen te houd(er)t ghehete(n) t(er) nuwen / molen en(de) drie stucken beempts aen een ghelegen biden / voirs(creven) molen Te houden en(de) te hebben van halfm(er)te neest / comen(de) ene(n) t(er)mijn van xviii jae(re)n lang deen nae dand(er) / sond(er) middel volgende Elx jaers dae(re)nbynne(n) de voirs(creven) molen / om xiiii mudden rogs goet en(de) payabel der maten van loven(en) / alle jae(re) tons(er) vrouwe(n) dage nati(vi)tas te betalen en(de) half / te halfm(er)te te betalen [der voirs(creven) jouffr(ouwe) en(de) willem van ophe(m) [...] opt den b... aut ] jairlijx den voirs(creven) t(er)mijn due(re)nde ende / t(er) horst te leve(re)n quol(ibet) ass(ecutu)[m] En(de) de voirs(creven) beemde om / xiiii rijnscher gulden(en) van goude goede en(de) gheve alle jae(re) / sinte m(er)tens misse inde(n) wynt(er) te betale(n) [den voirs(creven) p(er)sone(n) aut] den voirs(creven) t(er)mijn due(re)nde / quo(ibet) ass(ecutu)[m] It(em) sal de voirs(creven) henric der voirs(creven) jouffr(ouwe) jairlix / gheve(n) s(in)te m(er)tens misse ix goede cusber keese It(em) sal / de voirs(creven) henric de voirs(creven) molen houden van ca(m)men ende / van spillen wel en(de) loflic cor(am) roel(ants) velde oct(obris) xxvi /