It(em) want daneel daems die geleit es totden haveliken goeden cleme(n)cien/ sijns moed(er)s op den dach van heden hadde doen inscriven gheerde/ vande(n) bossche die hem vand(er) voirs(creven) have aer ongebruyc/ dede Te weten aen een p(er)t tot welken dage de/ voirs(creven) gheert niet en qua(m) Soe hebben de he(re)n scepen(en)/ van loven(en) t(er) manissen smeyers gewijst voir een vo(n)nisse/ datmen den voirs(creven) daneele vande(n) voirs(creven) p(er)de houden sal in/ sijne(n) beleide alsoe v(er)re dat voir scepen(en) van loven(en) comen es/ p(rese)nt(ibus) pynnoc rijke witte ov(er)wynge vynck(enbosch) oct(obris) xxvi