It(em) jacop van mysberge heeft aengesproken henricke maes/ met sijne(n) gelev(er)de voirspreke in ons gened(ichs) he(re)n vry jair/ gedinge seggen(de) dat hij tegen den voirs(creven) henricke gecocht/ heeft x amen wijns te winxele op des voirs(creven) henrix erve/ gewassen x mudde rox lovensch pacht x mudde g(er)sten/ en(de) x mudde have(re)n elx alsoe goet als lepelcame(r) voe(r) dwelc/ de voirs(creven) jacop den voirg(enoemde) henricke geven soude en(de) betalen/ bynnen eene(n) jair na der leveringen xxxv rijd(er)s d(er) mu(n)ten ons/ gened(ichs) he(re)n ende dat de voirs(creven) comentscap aldus geschiet wae(re)/ dat gaf de voirs(creven) jacop den selve(n) henricke tot gode en(de)/ tot sijnre wettiger eedt oft hij boedt selve te houden/ hopende en(de) meynen(de) wair hij egheen onschout en dade op/ daensprake dat hen de comentscap volgen soude na de p(rese)ntatie/ die de voirs(creven) jacop d(air) af dede Na den welken de voirscr(even)/ henric den voirg(enoemde) jacoppe den eedt voe(r) alle vo(n)nissen/ ov(er)gaf alsoe dat de selve jacop sijne(n) eedt ongecalengiert/ dede gelijc hij p(rese)nteerde Alsoe dat ten ut(er)sten de he(re)n scepen(en)/ gemaent wijsden voir een vo(n)nisse dat den voirs(creven) jacoppe/ de voirs(creven) comentscap volgen soude na den eedt die hij dair/ af gedaen hadde p(rese)nt(ibus) pynnoc rijke ov(er)wynge vynck(enbosch)/ lynt(er) iu(n)ior januarii xvi