It(em) jan vande(n) hove voirs(creven) heeft gekent en(de) gelijdt dat hij/ontfangen en(de) gehave(n) heeft [hem genoech gedaen en(de) geschiet es] van cornelise lambrechts de so(m)me/ ene(n) t(er)mijn van xiiii ja(r)en lang alse van viii mudde corens/ tsjaers die de voirs(creven) cornelijs den voirs(creven) janne jairlijx sculd(ich)/ es Geloven(de) den selve(n) cornelise den voirs(creven) t(er)mijn due(re)nde vande(n)/ voirs(creven) viii mudde corens niet aen te spreken noch te vexe(re)n/ bij hem selve(n) noch bij nyeman(de) and(er)s in ghene(n) rechte gheestlijc/ noch weerlijc cor(am) eisd(em)