It(em) de voirs(creven) adam die behoirlijc geleit is gelijc voirgeruert steet/ tot allen den goeden have en(de) erve des voirs(creven) jans de kinde(re)n/ en(de) gielijs vanden dale heeft geloeft der voirs(creven) abdissen inden/ name vande(n) voirs(creven) cloeste(r) en(de) den voirs(creven) willem(me) vander malen de/ welke vrouwe en(de) willem inde porcelen vanden voirs(creven) goeden en(de)/ elc besunder gelijc die voirs(creven) staen voe(r) hof en(de) hee(re) vanden/ voirs(creven) jan der kinde(re)n behoirlijc gegoedt en(de) gevesticht zijn en(de) voe(r)/ tgenoech en(de) waranderscap vanden voirs(creven) goeden vanden voirg(enoemde) janne/ ond(er)pant inde(n) hof hebben eve(n) v(er)re hen dair inne e(n)nigen crot of/ hynder gesciede dat hij dat metten voirs(creven) beleide v(er)halen sal en(de)/ hen dat hulpen richten aen de voirs(creven) ond(er)pande [of ande(re)n goeden des voirs(creven) jans en(de) gielijs] tot dat zij geheelijc/ en(de) al restitucie zelen hebben vande(n) voirs(creven) genoech[doen(en)] en(de) waranderscape/ gelijc die vande(n) voirs(creven) goede(n) inden hof es gesciet cor(am) eisd(em)