It(em) jan wairwelle stad bode van loven(en) heeft geloeft voir claese de/ kersmake(re) borg(er)meest(er) henricke merx voirspreke te betalen xviii guld(en)/ rijnsch(en) en(de) ii clincarde te weten iiii rijnsch(en) d(aer) af te kersmisse/ neestcomen(de) iiii rijnsch(en) guld(en) d(aer) af ts(in)te jansmisse d(aer) naest volge(nde)/ iiii rijnsch(en) gul(den) d(aer) af te kersmisse dat dair naest volgen sal/ iii rijnsch(en) gul(den) d(aer) af ts(in)te jansmisse staphans d(aer) na v(er)volgen(de) iii/ rijnsch(en) gul(den) d(aer) af te kersmisse d(aer) na en(de) ii clincarts d(aer) af/ ts(in)te jansmisse altijt alsoe v(er)volgen(de) telken t(er)mijne alse v(er)volghde/ schout met alsulke(n) condicien oft de voirs(creven) jan e(n)nige vanden/ voirs(creven) t(er)mijne(n) liete v(er)striken en(de) de(n) voirs(creven) henricke gelijc voirs(creven)/ es niet en betaelde dat dan de selve henric sijn recht/ met sijne(n) scepen(en) brieve(n) die hij heeft op den voirs(creven) ja(n)ne [oft sijn goede(n)] vand(en)/ voirs(creven) schout sal mogen v(er)volgen des voirs(creven) es niet tegenstaende/ oct(obris) v[ta]