Vander aensprake(n) die pauwels helschevier gedaen heeft tot ja(n)ne helschevier/ sijne(n) neve alse van eenen vierdele wijng(ar)ts gelege(n) aenden schoerberch/ neve(n) de goede wout(er) helscheviers broeder des voirs(creven) pauwels dwelc de/ selve pauwels meynde dat hem de voirs(creven) sijn neve v(er)cocht hadde op een halve/ ame wijns en(de) xii pl(a)c(ken) erflijc o(m)me de so(m)me va(n) xxviii guld(en) rijd(er)s binne(n) ii/ jaren te betalen elcx jaers de helicht d(aer) af vande(n) welke(n) de selve/ pauwels de(n) voirs(creven) janne goede vesticheit doen soude en(de) desgelijcx soude/ op de(n) voirs(creven) co(m)me(r) de voirs(creven) jan de(n) voirs(creven) pauwelse vande(n) voirs(creven) gronde doen/ goede vestich(eit) Was te(n) utersten nae aensprake v(er)antwerde(n) en(de) thoenisse des/ voirs(creven) pauwels gewijst voir i vo(n)nisse ond(er) meer ande(re) gebreke die de/ selve pauwels seyde dat inde(n) voirs(creven) goede(n) te suvere(n) was dat de/ voirs(creven) jan helschevier gehouden zijn soude de(n) voirs(creven) pauwelse af te/ doene dat half mudde corens erflijc dat hij met scepen(en) brieve(n)/ va(n) loeven(e) bewijsde dat ardt vander halle(n) boven de(n) voirs(creven) co(m)mer/ d(aer) aen hadde of zijn voirs(creven) goet selve te behoude(n) also hem de/ selve pauwels vand(er) tijt dat hij daensprake dede hadde gep(rese)nteert/ cor(am) o(mn)ib(us) de(m)pto jacobo py(n)noc m(ar)tii s(ecund)[a]