It(em) alse vanden geschille opv(er)staen tusschen janne pynnock in deen zijde/ en(de) augustine vand(en) borchove(n) met lodewijcken roelofs en(de) janne roelants/ die hen des jegen der saken met den voirs(creven) augustine jegen ja(n)ne/ pynnoc also de selve jan pynnoc meynt souden hebbe(n) onderwonde(n)/ in dande(r) in [spruytende uut] dien dat de voirs(creven) jan pynnoc den voirs(creven) aug(ustine)/ oploep soude hebben gedaen soe hebben hen de voirs(creven) p(ar)tien/ vande(n) voirs(creven) stoete en(de) al des d(aer) aen cleeft gevallen zijnde in/ en(de) voe(r) de woni(n)ge jans ha(n)narde inde sterre ten onderwijse/ van maghen ende vrienden gesubmittert in segge(re)n te wete(n)/ de voirs(creven) jan pynnock als oirspronc vande(n) saken in jacoppe/ uuten lyemi(n)gen nu t(er) tijt scepen clase de kersmake(re) en(de) woute(re)n/ pynnoc raide der stat van loven(en) en(de) de voirs(creven) augustijn in/ jaspar absoloen borg(er)meest(er) van loven henr(ic) vand(en) borchove(n) ende/ lod(ewijc) uuten lyemi(n)gen in sulker vuegen dat de voirs(creven) seggers/ informacie vand(en) saken neme(n) selen van beyden zijden bynne(n) xiiii/ nachten naestcomen(de) en(de) bynne(n) xiiii nachten dair na hue(r)/ uutspraken dair af doen eendrachtichlic op dat sijs eens/ sijn en(de) in gebreke van dien selen zij de sake metter informacie(n)/ die sij d(air) af genome(n) selen hebben en(de) den advijse dat sij d(air)/ inne selen mogen hebben gehadt ov(er)geven in handen jonche(r)/ anth(onijs) van glymez he(r) van waelhain als ov(er)man de welke binne(n)/ xiiii nachten dair na volgen(de) gehouden sal sijn sijn uutsprake/ d(air) af te doen p(ro)mitt(entes) ratu(m) witte abs(oloens) julii iiii[ta]