SAL7346, Akte: R°24.1-V°24.1 (41 van 678)
Zoek akte
Vorige | Volgende
Akte R°24.1-V°24.1  
Act
TaalNederlands

Transcriptie

2021-01-05 door kristiaan magnus
Also als gielis de rijke sone wilen gielijs en(de) henric vand(er) calste(re)n/
met jouffr(ouwe) a(n)nen srijken zijnen wijve zuster des selfs gielis als naeste/
erfgenamen h(e)r(e)n jans wilen de rijke ca(n)noncx te luydic brued(er) vanden/
voirs(creven) gielijse en(de) jouffr(ouwe) a(n)nen nade doot vanden selven he(re)n janne/
v(er)cocht hebben jouff jonch(e)r lyebrechte hee(re) te meldert en(de) te buedingen/
(et)c(etera) thuys en(de) thof des selfs wilen h(ere)n jans met allen zijne(n) toebehoerte(n)/
gelegen inde proefstrate opden hoec vander bogaertstraten inder mate(n)/
die brieve(n) vander guedinghen gedaen bij janne vande(n) borchoven den/
vors(creven) jonch(e)r lyebrechte als geleit totten goeden des selfs wilen/
he(re)n jans inhouden en(de) begrypen Daer af den selven jonch(e)r lyebrechte/
bijden voirs(creven) gehuysschen en(de) oic janne vanden borchoven waerscap op/
zeke(re)n chijs geloeft es ende bijden vors(creven) gielijse op heden geloeft sal/
wordden ende buyten der selver waerscap nader hant bevonden/
wert dat tvoirs(creven) huys en(de) hof des vors(creven) jonch(e)r lyebrechts belast es/
met xxvi oude groete iiii d(enieren) goets gelts en(de) xiiii cap(uynen) erflijck/
chijs diemen te leene hout van joese absoloens sone wilen joes/
die de vors(creven) gielis aen zeke(r) p(ar)tien die die opt voirs(creven) goedt hadden/
hadde afgeleeght en(de) was also man dair af wordden Daer o(m)me/
den hee(re) vanden leene niet tegenstaende den versmelten vande(n)/
chijse sijn heerlike dienste(n) tot eeuwegen daghen behoerden gedaen/
te wordden daer o(m)me eest dat de vors(creven) gielis henric en(de) zijn/
wijf geloeft hebben voer hen hue(re)n erven en(de) nacomelinghen den/
voirs(creven) jonch(e)r lyebrechte voir hem en(de) zijne(n) nacomelingen en(de) sijn/
goede voirs(creven) van allen den selven diensten aenden hee(re) vanden/
leene nu zijnde oft namaels wezen(de) het zij diensten van v(er)sterften/
van v(er)coopen oft ande(re)n met allen kemerlinc rechte manrechte en(de)/
ande(re)n lasten die dair op comen oft daer toe behoe(re)n mochten scadeloes/
te houden en(de) co(m)merloes tontheffen Ende des ter meerder zekerheit/
hebben de vors(creven) gielis henric en(de) sijn wijf met (con)sente jans/
vanden borchoven die geleit es totten goeden des selfs wilen/
he(re)n jans en(de) met orlove tshe(re)n vanden gronde tonderpande gesedt/
een huys en(de) hof met zijnder toebehoerten wilen des selfs he(re)n jans/
/ daer nu swane van orsmale inne woent gelegen naest den/
goeden voirs(creven) en(de) de goede [nu] des godshuys vanden mynd(er)bruede(re)n/
wilen des selfs h(e)r(e)n jans toebehoe(re)nde nederwelt gelege(n)/
welken onderpant zij gewarendeert hebben op eenen r(insch)/
guld(en) erflic alse voer alle last d(aer) voer uutgaende p(rese)nt(ibus)/
lud(ovico) roelofs velpe julii xix
Nagekeken doorKarel Embrechts
Moderatorkristiaan magnus
Laatste update:: 2015-03-17 door Jos Jonckheer