Want henric va(n) scoelant met laureyse ja(n)ne en(de) arde va(n) troenbeke/ zijne(n) zwage(re)n deci(m)a septe(m)bris lestlede(n) geloofde(n) ongesundert en(de) onv(er)sceyde(n)/ ja(n)ne va(n) troenbeke vad(er) der voirs(creven) gebruede(re)n en(de) zweerdes voirs(creven)/ henricx scadeloes te houde(n) en(de) tontheffe(n) va(n) seke(re)n lijftochtrinte(n) ende/ scouwen gelijc tregister dat naerder v(er)claert So sijn de voirscr(even)/ gebruede(re)n same(n)tlijc ov(er)come(n) va(n) dien en(de) hebbe(n) gelooft dat zij de(n)/ voirs(creven) henr(icken) huere(n) zwag(er) va(n) dien scadeloes ontheffe(n) selen Bij also/ dat d(aer)af de voirs(creven) henric alleene betale(n) sal jaerlijcx de lijftocht/ na bescreve(n) Te wete(n) te eene(n) halve(n) rijd(er) aen her henr(icken) va(n) ov(er)wy(n)ge/ It(em) eene(n) rijd(er) aen willem va(n) ophe(m) gehete(n) meesterjans en(de) (½) m(ud)[de] core(n)s aen/ reyne(re) nijs Van welken iii porceele(n) de voirs(creven) henr(ic) sijn voirs(creven) zwag(er)s/ desgelijcx gelooft heeft tontheffen Behoudelijc dat de selve henric/ sculdich sijn sal zijn vierdegedeelte te drage(n) vande(n) halve(n) rijdere/ lijftochten aen willem cloest(er)man eisd(em)/