Tvonnisse vanden gedinghe dat voe(r) meye(r) en(de) scepen(en) va(n) loven(en) geweest/ es tusschen henricke van velmen voe(r) hem en(de) als momboe(r) zijnder kynde(re)/ aenlegge(r) in deen zijde en(de) vranc vand(er) braken barbier als geleit totten/ goeden henricx vand(er) smissen [en(de) sijns wijfs] in dande(re) alse vand(er) helicht vanden goeden/ hier nae genoempt die den vors(creven) henr(icken) va(n) velmen en(de) sijnen zij kynde(re)n/ gemaect sijn met testamente van henr(icke) vand(er) bruggen swer des selfs/ henr(ix) Es gewijst met desen woerden nae aensprake en(de) v(er)antweerden/ dat de vors(creven) vranck bliven sal vand(en) selven goeden in sijnen beleide/ en(de) heeft de vors(creven) henric van velmen yet te volgen met sijne(n) testame(n)te/ dat hij dat doen mach met rechte d(aer) ter plaetsen d(aer) dat behoert p(rese)ntib(us)/ o(mn)ib(us) scab(inis) dempto jasp(ar) abs(oloens) julii v[ta]