It(em) vander aenspraken die henric va(n) baecx gedaen heeft/ op wout(ere)n truwant alse vand(en) pontgelde van v reynald(us)/ guld(en) die de selve wout(er) hadde met scepen(en) brieve(n) va(n)/ loven(e) op de goede der jouffr(ouwe) van vroenhove(n) die de voirs(creven)/ henric va(n) baecx met scepen(en) brieve(n) va(n) loven(e) houden(de) es/ welcke v reynald(us) guld(en) de voirs(creven) henric den voirs(creven)/ wout(ere)n hadde afgequijt en(de) daer voe(r) wae(re)n zijn goede voirs(creven)/ ond(er)pant voir de voirs(creven) rinte beslagen ende volghde de/ gronthe(re) dair op o(m)me zijne(n) pontpe(n)ninc te hebben alsoe/ dat de voirs(creven) henric va(n) baecx meynde want de/ voirs(creven) wout(er) v(er)coeper der voirs(creven) rinte(n) wae(r) dat hij hem/ den pontpe(n)ninck voirs(creven) afdoen soude Vand(en) welcken de/ voirs(creven) wout(er) hielt de co(n)trarie want hij boot te thoene(n)/ des hij niet en volqua(m) dat ind(er) vorwerde(n) vand(en) voirs(creven)/ afcoepe besproke(n) was dat de voirs(creven) henric den voirs(creven)/ pontpe(n)ninck dragen soude Wert hier op gewijst nae/ aensp(ra)ke v(er)antwerden van beyde(n) p(ar)tien en(de) thoenisse des/ voirs(creven) wout(er)s dat de voirs(creven) wout(er) den voirs(creven) henricke en(de)/ zijn goede voirs(creven) vand(en) voirs(creven) pontpe(n)ninck ontlasten soude/ p(rese)nt(ibus) om(n)ibus scabinis febr(uarii) januar(ii) ulti(m)a