Tvonnisse vanden gedinge dat voe(r) meye(r) en(de) scepen(en) va(n) loven(e) geweest/ is tusschen jacope van overzee en(de) janne wynants aenlegge(re)n in/ deen zijde ende wouter lepele(re) verweerde(r) in dande(re) alse van eenen/ packe dat de vors(creven) ii p(er)sone den vors(creven) woute(re)n yesschen dair inne sij/ seyden dat tabbarts wambeyse en(de) anders inne wae(re)n dwelc zij/ / hem te bruessel gegeven souden hebben om hier te loven(e) om sijnen loon te/ vue(re)n en(de) toegeseeght dat zijt inden slootel in zijn herberge souden vynden/ en(de) dat dat waer wae(r) en(de) dat oec de vors(creven) wouter voe(r) den burg(er)meester/ vand(er) stat also gekint hadde boden de vors(creven) aenlegge(re)n metten selven burg(er)meest(er)/ en(de) ande(re)n vanden raide die dair bij geweest hadde(n) te thoenen hopen(de)/ oft zijt gethoenen connen dat hij hen tvors(creven) pack oprichten soude Op/ dwelc de vors(creven) verantwerde(r) hem verantwerden(de) boot te thoenen dat/ hij den ghenen die hem tvors(creven) pack gegeven hadde tselve weder/ hadde gelevert en(de) boot vorts zijnen eedt aenden heyligen dat/ hij vanden vors(creven) twee aenlegge(re)n gheen pack ontfaen en hadde noch/ dat zij aen hem gheen en hadden bestayet Wert gewijst met desen/ worden na aensprake v(er)antweerden mits dat de vors(creven) aenlegg(er)s/ die te hue(re)n toenisse gewijst wae(re)n tot hue(re)n dage van thoenen dienen(de)/ op in dijsendage lestleden niet en thoenden noch op heden oic voir/ ogen niet en quamen als ten naesten daghe van rechte v(er)striken(de)/ dat de vors(creven) wout(er) der aenspraken vand(er) vors(creven) aenlegge(re)n ongehoud(en)/ sijn soude cor(am) o(mn)ib(us) dempt(is) kersmake(re) velde fe(bruarii) xxvi