Also vast veele handelingen voe(r) trecht van des(er) stat gheweest is/ tusschen philipse vanden bossche voe(r) hem en(de) sijnen medeplichte(re)n in deen zijde/ en(de) janne den smet van mechlen die gegoet is in zeke(re) goede/ baudewijns wilen van buyten en(de) jacops van orshagen sijns behuwede/ soens voe(r) meye(r) en(de) scepen(en) va(n) lov(en) met scepen(en) brieven va(n) lov(en) in ande(re)/ en(de) ond(er) dande(re) in een stuc bosch gehete(n) dlieliken bosch gelegen tsinte/ katlijnen wave(r) dair ten uutersten de vo(n)nissen der he(re)n scepen(en) van/ loven(e) vors(creven) p(ar)tien gesedt hebben inden hof om aldair recht te/ gheven en(de) te nemen Ende dair na de vors(creven) p(ar)tien inde banck/ dair de vors(creven) goede hoofden soe v(er)re geprocedeert hebben dat nae/ aensprake verantweerden en(de) thoenisse en(de) al des p(ar)tien geliefde/ inder saken vort te bringen oft te produce(re)n tvo(n)nisse vand(er) hoetbanc/ der vors(creven) goede te weten(e) der scepen(en) van putte ghewijst heeft dat
//
den vors(creven) janne de smet de vors(creven) goede dair questie af was volgen soude(n)/ metter bladingen der selver peyselijc en(de) vredelijc synt d(er)re tijt dat/ de selve questie innegesedt was het en zij dat de vors(creven) jan de smet/ uuten selve goeden goeden met bete(re)n rechte werde gewo(n)nen So eest/ dat aldus voe(r) den raide vand(er) stat die voermaels na dat de vors(creven)/ p(ar)tien bijden vors(creven) vo(n)nisse d(er) scepen(en) van loven(e) inden hof ghewijst/ wae(re)n de vruchten en(de) proffiten d(er) selver goede(n) heeft met hue(re)n/ brieven doen sequestreren questie geresen is tusschen de selve/ p(ar)tien om dat de vors(creven) jan de smet meynde dat hem de selve/ gesequestreerde vruchten gedragen(de) en(de) loopen(de) lx ryns guld(en) volgen/ soude(n) gemerct dat hem en(de) sijnen scepen(en) brieven de vorscr(even)/ vo(n)nissen uut(er) banc die toegewijst hadd(en) en(de) dat de vors(creven) ph(ilipp)us/ oft de cope(re)n svors(creven) bosch die ande(re) wilen voe(r) de stat dair voe(r) hadden/ verantweert de vors(creven) lx r(yns) guld(en) volghen soude metten cost/ van rechte die hij int vervolghen der zaken hadde geleden also/ wale te duffle te putte hier te loven(e) als eld(er) en(de) oic de costen/ van rechte die de vors(creven) jan de smet hem ande(r) wilen hier hadde/ moeten v(er)leggen als tvo(n)nisse van scepen(en) va(n) loven(e) ald(aer) yerst hier/ gegeven wert dair mede gewijst was dat de vors(creven) jan de/ smet verdoolt was also v(er)re het noch quam voe(r) de scepen(en) va(n)/ loven(e) Vanden welken de vors(creven) ph(ilipp)us in al hielt de (con)trarie/ en(de) meynde dat hij dier opticht soude bliven ongehouden gemerct/ dat tvoirs(creven) vo(n)nis der scep(enen) va(n) loven(e) putte den vors(creven) janne den/ smet niet en diende also hij dat voername oic en conste hij inde/vors(creven) restitucie d(er) vors(creven) vruchten niet gehouden ghezijn aengesien/ tvors(creven) vo(n)nisse tegen den vors(creven) janne de smet alhier ghewijst/ noch en wae(r) den vors(creven) janne de smet niet sculdich e(n)nige/ costen te leggen So wert hier op ten uut(er)sten bijden raide(n) vand(er)/ stat yerst gehoert bij eede een deel der scepen(en) va(n) putte en(de) oic/ vanden wercluden die tvors(creven) hout hadden gewracht overdragen/ en(de) getermijneert dat de vors(creven) ph(ilipp)us en(de) sijn borgen vors(creven) den/ vors(creven) janne de vors(creven) bladinghe van lx r(yns) gul(den) opleggen sullen/ op also dat [oft] de vors(creven) ph(ilipp)us namaels met bete(re)n rechte hem/ den gront der vors(creven) goede conde afgewynnen dat hij hem dan/ te rechte van des(er) heffingen soude inne staen Ende alse vand(en)/ costen des vors(creven) jans gedaen in alle manie(re)n inder saken die/ sullen berusten een maent om dat dae(re)nbynnen de vors(creven) ph(ilipp)us/ sal moegen cle(re)n oft hij mach oft wilt ter stont de vors(creven) sake/ wed(er) innesetten en(de) om ten eynde van dien bijden raide vand(er) stat/ vanden selven costen getermijneert te mogen worden des recht sal/ wesen dair af zij dach hebben om wed(er) o(m)me te comparere(n) van/ heden in eend(er) maent p(rese)ntib(us) abs(oloens) dyeve(n) burg(imagistris) et plurib(us) al(iis) feria sexta/ an(te) palmar(um)