It(em) goessen vande(n) varenberge die geleydt es totte(n) goede(n) joes va(n)/ eze(re) ende de brieve alsoe in sijne(n) hande(n) hebben(de) der sake(n) mechtich/ met consente margriete(n) die wijf es des voirs(creven) joes in deen/ zijde ende dieric de voeght in dande(re) zijn eens worden des/ h(ier) nae volght te wete(n) dat goessen ende joes ongehouden/ selen sijn va(n) allen costen die dieric gelede(n) heeft als borge/ des voirs(creven) joes uut ocsuyne vanden v crone(n) lijftochte(n) die/ de selve joes voermaels vercocht heeft dair af baulduyn/ zoete de brieve in sijnre macht heeft en(de) de voirs(creven) dieric/ sal ongehoude(n) blive(n) vanden gelde vande(n) kerve va(n) vleesche/ die dieric den voirs(creven) joese sculdich mach zijn en(de) desgelijcx/ va(n) allen teringen die de selve dieric oft ande(r) in sijne(n) name/ ten huyse des voirs(creven) joes moegen hebbe(n) gedaen tot op hede(n)/ en(de) van des de selve dieric en(de) joes met malcande(re)n/ anders uutstaende moegen hebben va(n) scouden geluften oft/ ande(re)n saken dair af blive(n) zij op hue(r) beloep va(n) rechte/ abs(oloens) opp(endorp) julii viii