Vander aenspraken die jan van beringe(n) gedaen heeft tot ja(n)ne de weert va(n)/ velthem alse van i guld(en) peter die hem de voirs(creven) jan de weert van wille(m)/ vekemans wegen gelooft ende verantwert soude hebben Dair op hij/ wed(er)om aen den voirs(creven) janne van beringen drie stuv(er)s verdient hadde/ also hem de voirs(creven) jan va(n) beringe(n) kinde en(de) tverantwerde(n) boot hij/ te thoene(n) alsoe hij des inde(n) rechte te male volqua(m) Was gewijst/ met dese(n) woerde(n) na aensp(ra)ke(n) v(er)antwerde(n) va(n) beyde(n) p(ar)tien en(de) thoenis/ des voirs(creven) jans va(n) beringe(n) dat de voirs(creven) jan de weert gehoude(n)/ zijn soude trest vande(n) voirs(creven) pet(er)s op te legge(n) als v(er)reycte/ schout P(rese)nt(ibus) o(mn)ib(us) de(m)pt(is) roelofs lye(ming)[en] ja(nuarii) xiii