Het sijn comen te rechte inde banc voir meye(r) en(de) scepen(en) van loven(en) plissis van vorst vorste(re)/ als geleid totten goeden gielis aroens in deen sijde en(de) jan madea als geleid totte(n) goede(n)/ bertelmeeus madea in dande(re) alse van twee vierdel wijng(ar)ts wijlen arnts vand(er) brugge(n)/ gelege(n) opden ouden roesselberch tusscen den goeden des vors(creven) b(er)telmeeus en(de) roelofs wijlen/ capelleman nu der vrouwe(n) inden papegay Welke goede de vors(creven) pliss(is) aensprac seggende/ want alst blijcte bij seke(re)n scepen(en) brieve(n) van loven(en) jehanne na(tuer)like docht(er) bonaets wijlen bobe/ int jair xiiii[c] xxiii xviii dage in januar(ii) in dese goede voir meye(r) en(de) scepen(en) van loven(en) gegoet/ was en(de) de vors(creven) gielijs de vors(creven) jehanne nae staet d(er) heilig(er) kerken getrouwet heeft/ dat hem en(de) sijne(n) scepen(en) brieve(n) de vors(creven) twee vierdeel wijng(ar)ts volgen souden en(de) sculd(ich)/ wae(re)n te volgen dair op de vors(creven) jan madea hem verantweerdende hoopte dat/ hem dat opdoen gheen ontstade doen en soude mair dat hem en(de) sijne(n) scepen(en) brieve(n)/ de vors(creven) goede volge(n) soude(n) want wijlen jan madea voe(r) en(de) de vors(creven) bertelmeeus/ sijn wettige brued(er) recht oir en(de) erfgename nae de vors(creven) ii vierendeel wijng(ar)ts/ eenp(er)lijc niet wed(er)staen(de) der vors(creven) guedingen gehouden en(de) beseten hebben als/ huer proper erve over xxx jair en(de) dage en(de) dat boot hij te thoene(n) hoopen(de)/ wair hijt gethoene(n) conste dat de vors(creven) guedinge die erve ongevroemde/ ghiste wae(re) hem niet sculdich en wae(re) tontstaden te comen dair op de vors(creven)/ plijsis v(er)antweerdende dede seggen al hadde de w vors(creven) wijlen jan e(n)nige/ possessie gehadt dat wae(re) geweest als momboir der vors(creven) jehanne(n) die ten tide/ vand(en) guedinge(n) jonc en(de) onder hue(re) dach daghe was en(de) was een wijle bijde(n)/ vors(creven) wilen janne en(de) daneele boba hue(re)n brued(er) v(er)momboirt en(de) geregeert en(de) dat
//
dat waer was boot de vors(creven) pliss(is) te thoene(n) Seyde oic dat hem en(de) den/ vors(creven) gielise de vors(creven) brieve een lange wijle van jae(re)n ontvreempt/ wae(re)n geweest en(de) tot noch onlanx dat die te daneels boba in een kiste/ wae(re)n vonden dair o(m)me hij niet eer en hadde co(n)nen gespreken hoopende/ oft hij de vors(creven) pointe(n) gethoene(n) conste dat hem en(de) sijne(n) scepen(en) brieven/ de vors(creven) goede volge(n) souden Was gewijst met desen woirden nae/ aensprake v(er)antweerde(n) en(de) thoenisse van beiden p(ar)tien dair de vors(creven) pliss(is)/ int sijne volcomelijc thoende met goeden ma(n)nen tvoirs(creven) point vander/ momborien en(de) oic dat de vors(creven) daneel de hanteringe somtijts van desen/ goeden als de vors(creven) jehanne jonc was hadde gehadt dat den voirscr(even)/ plissise en(de) sijnen scepen(en) brieve(n) de vors(creven) goede volge(n) selen also verre/ alst noch voire hen comen is p(rese)ntib(us) om(n)ib(us) scabinis septembr(is) xv/