SAL7356, Akte: R°204.2-V°204.1 (392 van 455)
Akte R°204.2-V°204.1
Act
Datum: 1463-02-08
Transcriptie
2018-09-21 door myriam bolsHet zijn comen te rechte inde banc voir meye(r) en(de) scepen(en)/
van loven(en) henric moerkens als geleit tot allen den haeflike(n)/
goeden jacops van nuesberghe en(de) mertens daemps hoymakers/
voir zeke(re) dueghdelijc en(de) wettich gebreck dat hij p(rese)nteerde/
te verificeren tsijnd(er) eedt ter eender zijden en(de) jan van dynter/
cabarettier die nad(er) hant geleit was totten goeden des/
vors(creven) mertens voir zeke(re) en(de) dueghdelike gebreke die/
hij insgelix p(rese)nteerde te verifice(re)n tzijnd(er) eedt ter ander/
Dair de vors(creven) jan dede segghen onder meer ander pointe/
al wart dat de vors(creven) henric segghen woude dat zijn beleit/
van dat(um) ouder wae(re) dan tzijne dat hem dat aen sijn/
wettich gebrec gheen ontstade doen en zoude g noch sculdich/
en wae(re) ontstade te doen gemerct dat hij noch dieric de/
molde(re) die oic geleit is totten goeden des selfs mertens/
de selve goede tot gheender execucien en hadden gestelt hoe wel
//
zij dat nochtan met rechte oic gevord(er)t hadden en(de) hoopte mitsdien/ dat hem en(de) sijnen beleide de vors(creven) goede sculdich wae(re)n te volghen/ tot zijnd(er) schout behoeff en(de) niemande anders Op dwelc de/ vors(creven) henric dede seggen hopen(de) dat hem [noch sijnen beleide] die aensprake vors(creven)/ gheen ontstade doen en zoude mair dat hij inde selve goede/ sculdich wae(re) gewijst te worden aengesien dat zijn beleidt ouder/ was dan des vors(creven) jans opde p(rese)ntacie va(n) zijne(n) eede vors(creven)/ en(de) dat hij tot dien p(rese)nteerde de goede ter execucien tzijnd(er) schout/ behoef te stellen Aldair ten uutersten ter manissen smeyers/ gewijst was bijden he(re)n scepen(en) van loven(en) na aensprake/ en(de) verantworden van beide den p(ar)tien soe verre de vors(creven)/ henric moerkens zijn schout verificeert en(de) groetst bij/ sijnen eede en(de) vort de goede ter execucien stelt dat/ hem de goede tzijnd(er) schout behoeff volghen sullen p(rese)ntib(us)/ omnibus scabinis dempt(is) lyemi(n)g(hen) ouder(ogghe) febr(uarii) viii
//
zij dat nochtan met rechte oic gevord(er)t hadden en(de) hoopte mitsdien/ dat hem en(de) sijnen beleide de vors(creven) goede sculdich wae(re)n te volghen/ tot zijnd(er) schout behoeff en(de) niemande anders Op dwelc de/ vors(creven) henric dede seggen hopen(de) dat hem [noch sijnen beleide] die aensprake vors(creven)/ gheen ontstade doen en zoude mair dat hij inde selve goede/ sculdich wae(re) gewijst te worden aengesien dat zijn beleidt ouder/ was dan des vors(creven) jans opde p(rese)ntacie va(n) zijne(n) eede vors(creven)/ en(de) dat hij tot dien p(rese)nteerde de goede ter execucien tzijnd(er) schout/ behoef te stellen Aldair ten uutersten ter manissen smeyers/ gewijst was bijden he(re)n scepen(en) van loven(en) na aensprake/ en(de) verantworden van beide den p(ar)tien soe verre de vors(creven)/ henric moerkens zijn schout verificeert en(de) groetst bij/ sijnen eede en(de) vort de goede ter execucien stelt dat/ hem de goede tzijnd(er) schout behoeff volghen sullen p(rese)ntib(us)/ omnibus scabinis dempt(is) lyemi(n)g(hen) ouder(ogghe) febr(uarii) viii
Nagekeken door: Mi-Je Van Gils
Moderator: Mi-Je Van Gils
Laatste update:: 2016-04-26 door Jos Jonckheer