It(em) jan beghints mandemake(re) in p(rese)ncia heeft gehuert en(de) bekint dat hij/ gehuert heeft jegen quinten vand(en) poele woenende te vilvorden i beslote(n)/ bloc houdende omtrint een dach(mael) dat nu wijtham is besedt bijden voirs(creven)/ janne gelijc en(de) alsoet belegen is tot eghenhoven op de voere tusscen den/ goeden scloesters vander banc en(de) jan diericx ende naest den goeden/ jans rogge Te houde(n) en(de) te hebbe(n) van halfm(er)te lestleden eenen/ t(er)mijn van xxviii jare(n) lang deen na dander sond(er) middel volgen(de) Elcx/ jaers darenbinne(n) om en(de) voe(r) xxiii st(uvers) der mu(n)te(n) (et)c(etera) te liechtmisse/ te betalen den voirs(creven) quinte(n) q(u)[o]l(ibet) ass(ecutu)[m] It(em) de voirs(creven) jan sal jaerlijcx alst/ behoeft jegen de voirs(creven) goede over de voere veeghen ende ruyme(n)/ en(de) de selve goede jegen janne diericx goede beheymen half ende de/ wisen snyden also in tijts dat de voirs(creven) quinten dair bij gheen schade/ en lijde Item sal de voirs(creven) jan moege(n) afhouwen en(de) uutroden/ alsulke(n) wieligen als aldair v(er)drogen en(de) de(n) voirs(creven) goede(n) schadelijc/ zijn mochten en(de) voir elke va(n) dien sal hij moete(n) setten twee/ levende poten vanden selven aerde en(de) die wel en(de) loflijc ver/ doirnen voir die beesten It(em) sal de voirs(creven) quinte(n) alsulke(n) vive/ oft sesse stucken opgaende houts als op de voirs(creven) goede staen/ tusscen dit ende liechtmisse naestcomen(de) afhouwen oft doen/ afhouwen om deswille dat zij de(n) voirs(creven) wijtham ald(aer) scadelijc/ ende hynderlijc sijn Ende dese voirs(creven) vorwerde(n) (con)d(icien) en(de) gelofte(n)/ voirs(creven) hebbe(n) p(ar)tie(n) malcande(re)n gelooft vaste gestentich en(de) va(n) w(er)de(n)/ willemair vertrike julii xv