Vander aenspraken die henric vander horst barbier als man en(de) mo(m)boir/ lijsbetten ballinx sijns wijfs dochte(re) claes wijlen ballinc gedaen heeft/ inde banc voer meye(r) en(de) scepen(en) van loeven(en) tot goedelen weduwe/ rogiers wilen ballinc welke rogier brued(er) was der vors(creven) lijsbetten Alse/ van twee bedden die de vors(creven) goedele alsoe hij bijleyt te thoenen/ gekint soude hebben geaenveert te hebben nae de doot van sijnd(er) vors(creven)/

w swegher [wilen] moeder der vors(creven) lijsbetten zijns wijfs en(de) vanden goeden/ nae hue(r) gebleven Dair af de selve henric op dat hij zijns/ vors(creven) v(er)meets volcomen conste yesch en(de) begheerde te hebben zijns/ wijfs kinsgedeelte dair op de voirs(creven) goedele hue(r) verantweerden(de)/ ontkinde geheelic des vors(creven) henrix aensprake seggen(de) dat hijt ne(m)mer/ meer zijns v(er)meets volcomen en soude en(de) dat zij mits dien sculdich/

ware ende mits seke(re)n vo(n)nissen die dair af tusscen den selve(n) henr(icken)/ ende hue(r) onlanx leden gewesen wae(re)n die zij aldair int recht dede/ lesen sculdich ware der vors(creven) aenspraken ongehouden te sijne/ Hebben de he(re)n scepen(en) van loeven(en) ter maniss(en) smeyers nae aensprake/ en(de) v(er)antweerd(en) van beiden vors(creven) p(ar)tien en(de) thoenisse des vors(creven) henrix/ d(aer) hij bij vo(n)nisse der vors(creven) scepen(en) toe gewijst was en(de) d(aer) mede hij sijns/ v(er)meets vors(creven) niet en volqua(m) gewijst voer een vo(n)nisse dat de/ vors(creven) goedele vand(en) vors(creven) aenspraken ongehouden sijn soude cor(am)/ scabinis in sca(m)pno oct(obris) xxii