Item jan van wickevorst geheten hermans ende ydonoye otten zijn/ wijf in p(rese)ncia hebben gelooft ongesundert voir hen hue(re)n erven/ en(de) nacomelingen gerarde van bausselen secretaris der stat van loven(e)/ tusschen dit en(de) paesschen naestcomen(de) tot hue(re)n coste den selven/ gerard(en) te goeden en(de) te vestighen inde helicht van eenen eeusel/ geheten doreneeusel gelegen inde prochie van donct tusschen den/ goeden des cloesters van rotthem en(de) den kynde(re)n vand(er) beke strecken(de)/ totter struycstraten vanden welcken herman van wickevorst des vors(creven)/ jans brueder dander helicht houden(de) es Dair af de vors(creven) gehuyssche/ als dan geloven sullen genoech te doen en(de) die te warenderen opden/ chijs der he(re)n vanden gronde en(de) oic opden chijs des cloesters van rotthe(m)/ gedragen(de) twee guld(en) erflic te weten thien stuv(er)s voir elc d(er) selver/ guld(en) gerekent Hebben vort gelooft de vors(creven) gehuyssche den voirs(creven)/ gerarde twelif gulden(en) te x stuvers tstuc te betalen oic tusschen/ dit en(de) paesschen naestcomen(de) als verreicte schout en(de) hie(re)nbynnen/ af te doen en(de) te cuelen den verlopen(en) chijs uuten voirs(creven) goeden en(de)/ oic uuten geleghe gaende den vors(creven) gehuyssche toebehoe(re)nde dair/ inne de voirs(creven) gerart onlanx inden hof gegoet is bijden selven/ gehuyssche Behalven eest tsake dat de vors(creven) jan en(de) zijn wijff/ den vors(creven) gerarde tusschen dit en(de) vors(creven) paesschen naestcomen(de) met/ rechte te hue(re)n coste te besetten dwelc zij doen mogen vijfende/ dertich stuvers erflic tsint jansmesse vallen(de) den pe(n)ninc te quijten/ met xviii d(enieren) met vollen chijse opt voirs(creven) gelege en(de) doreneeusel/ metter toebehoirten en(de) hem als dan betalen de voirs(creven) xii stuv(er)s/ guld(en) te x st(uvers) tstuc en(de) afdoen den voirs(creven) verlopen(en) chijs in dien/ gevalle sal de voirs(creven) gerart gehouden zijn den vors(creven) gehuyssche wed(er)/ o(m)me te goeden de vors(creven) ii p(ar)ceelen van goeden vorg(eruert) opde voirscr(even)/ xxxv stuvers erflijc den pe(n)ninc als voir te quiten die de vors(creven)
//
gerart en(de) zijn nacomelinge(n) dair aen tot eeuwegen dagen/ behouden sal gewarendeert opt he(re)n chijs vanden gronde en(de)/ opden chijs die tcloester van rotthem dair op heeft Ende oft/ in e(n)nich van desen gebreck bijden vors(creven) gehuyssche geviele/ zoe hebben zij als nu geconsenteert opembairlic dat de/ vors(creven) gerart de vors(creven) ii p(ar)ceelen te weten(e) tvoirs(creven) geleghe/ en(de) doreneeusel metter toebehoirten voir hem en(de) zijnen/ nacomelingen dan aenverden mach en(de) vort tot eeuweghen/ dagen behouden als voir zijn proper erve Nochtan en souden/ de vors(creven) gehuyssche niet te myn gehouden zijn de elf guld(en) der/ vors(creven) tweleven te betalen den vors(creven) gerarde ten dage vors(creven) en(de)/ oic af te doen den ouden verlopen(en) chijs vors(creven) Item vort/ hebben gewillecort de vors(creven) gehuyssche dat de voirs(creven) gerarde/ in zijnen handen sal bliven behouden(de) zijn beleit van scepen(en)/ brieven van lov(en) die hij op hem heeft sprekende tot dien/ eynde oft hij in e(n)nich vanden voirs(creven) pointen gebrec hadde/ dat hij hem dan om des vors(creven) is onderhouden te worden hem/ metten selven beleide altijt soude mogen behulpen want/ de vors(creven) rente en(de) schout hue(re)n oirsproc nympt uut/ ocsuyn vanden wettigen gebreke(n) des voirs(creven) gerarts neve(n)/ zijn beleit geannoteert staen(de) nausnide(re) hoeven ja(nuarii) xxvii