Item johannes collet sone bertrams collet die tegen den selven/ zijnen vader in pechtingen genomen heeft een huys en(de)/ hof gelegen te geldenake eenen termijn va(n) ix jae(re)n dien/ noch duert van sint andriesmesse naestcomen(de) vii jair lanc/ in p(rese)ncia heeft gelooft den selven zijnen vader zoe/ lange hij sijn pechtinge houdt jairlix ts(int) andriesmesse/ te betalen acht mudden corens pacht en(de) mate van/ geldenake en(de) te geldenake te leve(re)n telcken t(er)mijne/ als vervolghde schout En(de) is vorweerde dat mits des(er)/ pechtingen v(er)smelten sullen alsulken ix mudden corens/ als de vors(creven) bertram den vors(creven) zijne(n) sone jairlix sculdich/ is zoe lange de selve pechtinge duert en(de) niet/ langer Insgelix sal de vors(creven) jan jairlix gehoud(en) sijn de/ vors(creven) getoeste due(re)nde te betalen(e) tot des vors(creven) is een/ half mudde terwen loven(sch) aend(en) rentmeest(er) van geldenake/ Heeft vort gelooft de vors(creven) jan den vors(creven) zijne(n) vader te/ leve(re)n alsulken stelen(en) paschier als de selve bertram den/ voirs(creven) sijnen sone vormaels geleent heeft berthem/ most julii xxv